Een stukje Provence in België

 

In het uiterste zuiden van ons kleine landje, op amper twee uur rijden van Brussel komen we in de Gaume. Het is een stukje België waar de zon net iets meer schijnt, waar de huisjes baden in de kleur van honing en het landschap zacht glooiend is. Een uitstap naar de Gaume is zeker de moeite waard.

Als je van de Ardennen naar de Gaume rijdt, verandert niet alleen het klimaat, maar ook het landschap. Het Ardens massief gaat daar over in een zacht glooiend landschap van bos en groen golvend platteland. De heuvelkammen zijn bebost met loofbomen en hierdoor hebben de koude winden uit het noorden en het oosten geen vat op de Gaume. Zo heerst er een microklimaat. De kalkbodem (mergelsteen) in de ondergrond van de heuvel, neemt de warmte makkelijk op en houdt ze ook langer vast. Hierdoor is het er gemiddeld twee tot drie graden warmer dan wat verderop. De zomer duurt er langer en de winter is er een stuk korter. Die enkele graden warmer is voldoende om de Gaume net dat tintje meer zuiders karakter te bezorgen. En de naam Provence de la Belgique is dan ook niet ver gezocht.

De hoofdplaats van de Gaume is Virton. Wie zich wil verdiepen in de geschiedenis van de streek, kan in Virton naar het moderne Musée Gaumais.

                                      links : Stadhuis Virton                                                                                                        rechts : Musée Gaumais.

 

Het leukste plekje in het Land van Gaume is Torgny. Het is het meest zuidelijk gelegen dorp van België. Dit boerendorp van zo’n 200 inwoners met zijn rode pannendaken en opvallende gevels lijkt zo uit de Provence weggeplukt.

De bouwstijl is er typisch. De huizen zijn opgetrokken uit licht goudkleurig kalksteen (half poreus en korrelig), soms zijn ze bepleisterd. De stenen die gebruikt worden voor de binnenkant van de muren en andere niet zichtbare delen zijn afkomstig van de gevonden stenen in het veld. Voor mooie gevels en bovendrempels worden stenen uit de steengroeven bewerkt. Die worden in vierkante of rechthoekige stukken gebeiteld en gezaagd.

Bij het binnenrijden van Torgny, is er één huis dat opvalt, het is de 'roze hoeve' uit 1838. Dit is een boerderij met meerdere vertrekken. Ook de bijgebouwen van deze oude boerderij zijn volledig bepleisterd en gekarakteriseerd door haar roze kleur.

Aangezien er een hoogteverschil is van het dorp, heeft men gebruik gemaakt van massieve stenen voor de ondersteuning van terrassen en de insluiting van tuinen, boomgaarden en kerkhof.

Een héél belangrijk kenmerk van de huizen in Torgny zijn de 'kanaal’dakpannen of Romeinse dakpannen. Deze halfcilindervormige rode pannen zijn het evenbeeld van die, welke 2000 jaar geleden in de streek werden binnengebracht door de Romeinse legioenen.

De roodbruine, holle dakpannen zijn opeengestapeld op daken met een kleine hellingsstrook van 35° en worden met stenen vastgehouden op de zijkanten en de nok. Er wordt soms lachend beweerd dat de pannen gemaakt werden volgens de vorm van een vrouwendij.

En heb je al gemerkt dat er steeds twee dakpannen 'op elkaar' liggen?

Verscheidene huizen in het dorp zelf dateren uit de 18de eeuw en zijn beschermd. Ze werden met de grootste zorg gerestaureerd. Torgny is een 50-tal historische huisjes rijk, gedateerd tussen 1741 en 1882. Er is geen enkel recent bouwwerk dat de harmonie verstoort.

Er is een oude wasplaats Grand Fontaine en het kerkje gewijd aan Sint-Maarten. Op het dorpsplein overheerst een zuiders vakantiegevoel. Massatoerisme is hier onbestaande, nieuwbouw en schreeuwerige reclame zijn er ook niet.

In het verleden was het dorp vooral gericht op de landbouw, hierdoor is de ligging van het dorp een logisch gevolg om te overleven. Men moest vermijden dat de woningen zich zouden uitbreiden op de landbouwgronden, want die waren onmisbaar voor de voeding van mens en dier.

Tussen de straat en het huis ontwikkelden zich twee afzonderlijke plaatsen : een opslagplaats (l’usoir), een soort middenberm waar men vroeger de mest bewaarde, alsook de landbouwwerktuigen, de voorraad brandhout voor de winter, en een andere locatie welke diende als plaats van bijeenkomst tijdens de mooie zomerdagen. Tegenwoordig hebben de huizen deze harmonie gelukkig weten te bewaren en hebben de inwoners vermeden huizen te scheiden door haagbeplantingen.

Sommige inwoners hebben de vroegere opslagplaats omgetoverd in een bloementuin. De gele stenen bank of stoeltjes aan de voordeur zijn stille getuigen van de dorpse gastvrijheid.

Torgny is zeer gunstig gelegen tegen de helling van een dal. Het dorp tekent het meest zonne-uren op van België en dankzij de kalkrijke ondergrond is het een plek waar wijngaarden goed gedijen. Hier wordt jaarlijks zo’n 5.000 liter wijn geproduceerd.

De wijntraditie van Torgny gaat al veel eeuwen terug (naar de Romeinse tijd), met een hoogtepunt in de 15de eeuw. Door ziektes in de wijngaarden begon de ondergang in 1659 om tenslotte totaal te verdwijnen in 1945. In 1955 werd een nieuwe poging gedaan met de beplanting van Riesling-Sylvaner. Na de harde winter en vorst van 1985 was men genoodzaakt tot een nieuwe herplanting. Sinds 1987 is de traditie nieuw leven ingeblazen en zijn er inmiddels weer drie wijngaarden actief: Le Clos des Fouchères, Le Poirier du Loup en Clos de l'Epinette. De wijnboeren verkopen hun wijn enkel bij hen thuis of in de toeristische dienst.

 

Een van hen is Antwerpenaar Francis Delaet, die dacht naar Zuid-Frankrijk te verhuizen, maar uiteindelijk in Torgny bleef plakken. Zijn Clos de l'Epinette is eigenlijk een oude boerenschuur. Wij gaan een kijkje nemen en we proeven de wijn.

Je kan bij de wijnboeren terecht voor een proevertje of een fles, maar buiten het toeristisch seizoen is het aangeraden om even te bellen.

De wijnen zijn wit of rosé en fruitig en ze worden niet op grote schaal verspreid.

Mijn mening: de wijn is lekker, maar iets te zoet naar mijn smaak (ik hou van droge wijn). Je mag geen grote klasse verwachten, maar een fles meebrengen van de Belgische Provence blijft altijd een mooi souvenir.

Wandelen is de beste manier om Torgny en omgeving te verkennen. Er werden twee bewegwijzerde wandelroutes, van 8 en 10 km, uitgestippeld. Het vertrekpunt is de oude wasplaats, vandaar gaat het door de schitterende vallei van de Chiers en de Ton, het Bois Géline, de kluizenaarskapel, de wijngaard Clos de l'Epinette en het oudste natuurreservaat van België (vroeger was dit een steengroeve).

Nu fladderen hier vlinders, springen de krekels en bidsprinkhanen. Hier groeien 15 verschillende soorten wilde orchideeën. Het natuurlijke evenwicht is zo broos dat je niet van de wandelpaden mag afwijken.

 

Wij hebben nu geen tijd meer voor de wandeling, maar komen hier zeker nog terug.

Wie meer wil weten over de wandeling van Torgny naar Montmedy meemaken, KIJK HIER

In het gastronomisch hotel-restaurant, La Grappe d'Or kan men héél lekker eten en overnachten.

Wij pikken een terrasje mee bij de brasserie La Romanette aan de rue Grande. Er is de lekkere pâté Gaumais of een touffay, een stoofpotje van varkensvlees en aardappelen. Het is middag en wij genieten van een lekkere salade als lunch.

Op de weg terug naar boven komen we voorbij de kluizenaarskapel. Deze werd gebouwd na de pest van 1636, welke heel het gebied teisterde en 180 slachtoffers maakte in Torgny. De kapel is gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Luxemburg, Troosteres van de Geteisterden.

In volgend deel rijden we even de grens over. Avioth, een dorpje van niks met amper 300 inwoners is zeker de moeite waard om te bezoeken. Dé grote bezienswaardigheid is ....

 

Volgend deel : Een vriendenweekend in de Ardennen