Paleis in Ubud en crematie-ceremoniën

In het midden van de stad Ubud, aan de hoofdstraat en tussen allerlei winkeltjes, ligt het paleis van de oude koningen.

Al meer dan honderd jaar is Ubud de koninklijke stad van Bali. De vorsten dragen de titel Tjokorda of Agung. Alhoewel het oude Balinese feodale systeem meer dan tachtig jaar geleden werd vervangen door de Nederlandse koloniale overheid hebben de Tjokordas nog steeds een bijzondere rol in de samenleving van Ubud.

Veel leidinggevende functies, zowel religieuze als seculiere, worden door Tjokordas bekleed. Ze hebben ook een prominente positie in het lokale bedrijfsleven, culturele instellingen en professionele kringen. Alhoewel er geen formele macht automatisch aan iemand wordt toegekend omdat ze afkomstig zijn van een Puri, krijgen de vorsten van Ubud nog steeds respect uitsluitend op basis van hun erfelijkheid.

Wij gaan binnen langs een versierde, kleine ingang. Over die soort toren (links van de poort) vertel ik verder in dit artikel.

Rond 1930 werd het koningshuis afgeschaft, maar de achterkant van het paleis wordt nog steeds bewoond door leden van de koninklijke familie. Je mag hier vrij rondlopen en wil je even uitrusten, dan kan je hier gaan zitten.

Het historisch gebouwencomplex is goed bewaard gebleven. De Balinese architectuur en charmante tuin zijn ideaal en goed bekend bij liefhebbers van Balinese kunst. Het is dan ook een van de belangrijkste locaties om naar dansvoorstellingen te komen kijken.

Toen we aankwamen dacht ik het een groot paleis zou zijn. Het is maar een klein gebied met heel mooie tempelbeelden.

Het is wel leuk dat we er vrij mogen rondlopen ..

 gezellig kuieren langs de binnenplaatsen ..

genieten van de mooie Balinese ontwerpen ...

en mezelf een stukje Radja-koningin te wanen :-)

Het bezoek aan dit paleis kost niet veel meer dan 30 minuten. Vergeleken met de bezoeken aan andere tempels en paleizen heb ik hier minder dat 'whaw'gevoel. Misschien klinkt het verwaand, we hebben op onze reis al zoveel moois gezien.

Verbrandingsceremonie

Ik beloofde wat meer te vertellen over die 'toren' van de 3de foto

Als een Balinees sterft, gaat dat gepaard met veel rituelen uit het hindoeïsme. Ze zijn bedoeld om de overledene de weg te wijzen naar de volgende sfeer van het levensrad. Cremeren is een voorwaarde om terug te kunnen keren op deze aarde. Vandaar dat Balinezen er álles voor over hebben hun doden een rituele crematie aan te bieden.

Desnoods gaat die crematie pas door enkele jaren ná de dood, want zo'n ceremonie kost veel geld: de priester, de kisten, de poppenspeler, de rituele voorwerpen en het eten. Vaak gebeurt het dat de kinderen verder sparen en als ze het bedrag eindelijk bij elkaar hebben wordt bv. vader of moeder uit hun tijdelijke graf gehaald. Verlost van de omklemmende elementen vuur, lucht, aarde, water en ether, kan hij/zij samensmelten met het goddelijke.

Met de crematie-rite eindigt de levenscyclus van de Balinees .. en dat wordt vrolijk gevierd. Want droefenis en tranen zouden het afscheid voor de ziel bemoeilijken.

Op de dag van de crematie brengt een processie, waaraan het hele dorp deelneemt, het lijk naar de verbrandingstoren, die op een daarvoor bestemde plaats buiten het dorp is gebouwd. De toren is – al naargelang van de rijkdom en kaste van de overledene – rijk versierd. Tijdens de optocht wordt het lijk telkens in een andere richting gedraaid. Dat zou de ziel in de war moeten brengen, zodat hij de weg terug naar het huis van de overledene niet meer kan vinden.

Want de ziel is pas bevrijd als hij van het lichaam is losgekomen. Is hij eenmaal in de hemel teruggekeerd, dan kan hij in een hoger bestaan herboren worden. In de crematietoren wordt het lijk in een sarcofaag gelegd. Voor brahmanen is dat een houten stier, voor de kaste der sudra’s een fabeldier, half mens, half dier. In de doodskist legt men de offergaven en adegan, op mensen lijkende figuren, die van Chinese munten zijn gemaakt; zo is de dode goed uitgerust. Na gebeden en beweringen wordt de toren in brand gestoken. De asresten van het lijk worden verzameld en naar de dichtstbijzijnde rivier of zee gebracht.

De hele ceremonie wordt begeleid door muziek en dans; op de avond ervoor vinden wajangopvoeringen plaats.

De indeling van de maatschappij in vier standen, het zogeheten kastenstelsel, ziet eruit als volgt:

  • De brahmana staan aan de top van de hiërarchie. Van de priesters staan de brahmaanse pedanda het hoogst in aanzien. Zonder hen wordt geen enkele godsdienstceremonie gehouden en zij zijn de enigen die water door zegening in heilig water kunnen veranderen.
  • Op de tweede plaats komen de satria die doorgaans uit adellijke personen, ambtenaren en krijgers bestaan.
  • De derde categorie, de wesya, bestaat uit handelaren en ambachtslui.

Deze drie kasten samen vormen de zogeheten triwangsa of adellijke toplaag van de bevolking (slechts 10%). De overgrote meerderheid van de Balinezen heeft een lagere status. Hun positie ten opzichte van de adel wordt aangegeven met de term jaba. Binnen deze categorie vallen beroepsgroepen als de boeren en arbeiders, en verder iedereen die niet tot de triwangsa behoort.

 

Het gebeurt ook dat, iemand waarvan de familie een eigen crematie nooit zal kunnen betalen, meegecremeerd wordt met een rijke dorpsgenoot.

De crematie vindt niet altijd meteen na het overlijden plaats. Soms gaan er jaren overheen voordat de familie een crematieritueel kan betalen. Massale verbrandingen van verscheidene doden uit een dorp komen om deze redenen ook voor.