Bali, het eiland van de Goden

We ontwaken voor de laatste keer op Java. Na het ontbijt rijden we naar Ketapang.

Daar schepen we in voor een overtocht naar Gilimanuk op Bali, het land van Goden en Demonen.

Met de veerboot steken we de 4 km brede Straat Bali over. Na 45 minuten varen zijn we aan de overkant.

Tijdens de overtocht bieden verkopers allerlei souvenirs aan. Hun verkooptechniek is soms grappig maar ze blijven té lang aandringen naar mijn mening én ze belemmeren het uitzicht.

In het water krioelt het van jongeren. Ze vermaken zich door vanaf de hoge aanlegpalen te springen en zwemmend rond de boot te duiken naar de muntjes, die de bootreizigers in het water gooien.

We zijn aan land en vatten de reis door Bali aan. Een mooie toegangspoort is het eerste wat onze aandacht trekt. De poort is boven een kruispunt gebouwd, en rust op 4 bogen die ieder uitmonden in een draak.

Pulau Dewata of Godeneiland, zoals Bali ook genoemd wordt, is 5833 km² groot en telt bijna 3 miljoen inwoners. Op het eiland bevindt zich ook een keten van vulkanische bergen, waarvan de noordoostelijk gelegen Gunung Agung (3142 m) de indrukwekkendste is.

Bali wordt ook wel het eiland van de 1000 tempels genoemd. Maar wij hebben er meteen nog een naam bijgevoegd: 'het eiland van wel 2 miljoen scooters'.

Overal waar we komen rijden ze kriskras door elkaar. De weg is voor hén, elke stukje wordt benut. Soms alleen, soms met twee, maar ook gezellig met het hele gezin - het is onvoorstelbaar aan welke snelheid ze hier vaak rijden.

Het valt ons op dat, ondanks het massatoerisme, de Balinezen hun eigen gang gaan. Sinds mensenheugenis hebben ze een flexibele instelling, die hen in staat stelt om zich aan veranderende omstandigheden aan te passen en open te staan voor vernieuwingen, maar wel met behoud van hun bijzondere cultuur. Sterker nog, de Balinezen zijn zeer bedreven in het integreren van moderne, westerse uitingen in hun traditionele cultuur. Het is niet ongewoon dat een jongeman, de ene dag gestoken in spijkerbroek en T-shirt, zich de volgende dag – gehuld in adat-kledij – in de auto of de bromfiets naar een tempelfeest begeeft.

foto: adat-kledij

Vooraleer we de reis door Bali aanvatten, probeer ik een overzicht te geven van de verschillende streken en bezienswaardigheden van het eiland. Je kan de plaatsen terugvinden op volgende twee kaartjes.

De weg langs de noordelijke oostkust voert door een droog landschap, met zwarte lavastranden en armoedige dorpen. Op de westelijke berghellingen worden fruit, koffie en kruidnagels verbouwd. De rijstbouw levert hier slechts jaarlijks een opbrengst op, in tegenstelling tot het zuiden, waar drie keer geoogst wordt.

Het district Buleleng heeft in het verleden het meest bloot gestaan aan vreemde invloeden. Singaraja, de hoofdstad van dit district is eeuwenlang een haven geweest op de specerijenroute naar de Molukken. Vergeleken met andere Balinese steden wonen hier veel Chinezen, moslims en christenen. In Singaraja kwamen ook de eerste toeristen aan land, ver voordat er sprake was van een ontwikkelde infrastructuur en vliegverkeer. Als voormalige hoofdstad van het Nederlandse bestuur op Bali (1849-1949), ademt Singaraja hier en daar nog een vleugje van die oude, koloniale sfeer.

Het westen van Singaraja, bekend als Lovina Beach, moet het vooral hebben van strandliefhebbers, voor wie sterrenhotels en luxe niet hoog op de prioriteitenlijst staat. Lovina staat bekend voor het spotten van dolfijnen. De zee is er rustig, de stranden zijn er – niettegenstaande hun zwarte kleur – schoner dan in het zuiden. Wie rust zoekt, moet zeker hier zijn.

(foto rechts)

Het oostelijk deel van Bali waar de majestueuze vulkaan Gunung Agung domineert, is de armste regio van Bali. Het gebied is nog steeds niet geheel hersteld van de laatste uitbarsting van de vulkaan, in 1963.

Het koninkrijk Karangasem, met als hoofdstad Amlapura, heeft een grote rol gespeeld in het politieke spel met de Nederlanders, onder andere omtrent het eiland Lombok.

https://nl.qwerty.wiki/wiki/Dutch_intervention_in_Lombok_and_Karangasem

Hier bevinden zich mooie tempels en paleizen, onder ander de Pura Besakih (die wij ook zullen bezoeken)

De streek ten zuiden van Amlapura is de laatste jaren een toeristischer geworden. De badplaats Candidasa wint, ondanks het ontbreken van zandstranden (erosie) aan populariteit. Betonnen golfbrekers ontsieren de kustlijn maar het blijft fascinerend om, bij vloed, de branding ertegenaan te zien beuken.

Op slechts 5 km van Candidasa ligt Tenganan. In dit traditionele bergdorp woont een van de laatste Bali Aga-stammen. Ze houden er strenge adat-regels en hun strakke sociale structuur op na. Deze afstammelingen van de Balinese oerbevolking houden vast aan de rituelen, die reiniging en behoud van zuiverheid tot doel hebben. Hun religieuze voorstellingen zijn behouden gebleven.

Bangli, het centrale hoogland is adembenemend mooi. Dit is het enige district op Bali zonder kust of stranden. Niettemin heeft vooral de omgeving van Batur de toerist heel wat te bieden aan spectaculaire natuur. In een reusachtige kratermond is Gunung Batur ontstaan. Met een doorsnede van 11 km is de caldera bijna even groot als die waarin de Bromo (Oost-Java) ligt.

Samen met het meer Danau Batur, publiekstrekker nummer één, is dit de topattractie van Bangli. (hierover meer in een van volgende delen)

Foto is genomen via : https://www.backpackeninazie.nl/blog/indonesie/beklim-de-gunung-batur-op-bali/

Het zuiden van Bali, met de hoofdstad Denpansar is de meest populaire plek om te verblijven. De badplaatsen Sanur, Kuta en Legian zijn dé internationale ontmoetingsplaatsen. Deze plaatsen hebben vooral naam gemaakt als paradijs voor budgetreizigers. In de jaren ’70 was dit vaak een stop op een reis van India naar Australië.

Sinds de bouw van de vier- en vijfsterrenhotels komen hier ook meer kapitaalkrachtigen hun vakantie doorbrengen. Vooral Kuta en Legian zijn erg in trek bij een hip publiek. Het succes van deze twee badplaatsen wordt bepaald  door een mooi, breed strand en veel uitgaansmogelijkheid.

Vanuit deze regio kunnen de meeste bezienswaardigheden in een dagje rijden bereikt worden. Hou er toch rekening mee: 'Bali mag dan kleiner zijn dan Nederland, het reizen neemt er door de bergachtige trajecten aanzienlijk meer tijd in beslag.'

 

En dan is er nog het zuidelijke schiereiland Bukit Badung, die ontwikkeld is tot een oord voor toeristen met goedgevulde portemonnee. In Nusa Dua en Benoa zijn nieuwe toeristenparadijzen ontstaan, met een concentratie dure megahotels en golf-en countryclubs.

Religie

93% van de Balinezen belijden de 'agama hindu dharma of agama thirta', een mengeling van prehindoeïstische en boeddhistische elementen. De religies zijn een deel via Oost-Java en een deel rechtstreeks uit India op Bali terechtgekomen. Ze hebben zich daar tot een eigen variant ontwikkeld. Deze religie is gebaseerd op de verering van een groot aantal goden, demonen en vergoddelijkte voorouders en vormt een onafscheidelijk onderdeel van het dagelijks leven.

Bali is dus voor het grootste gedeelte Hindoeïstisch en dat is duidelijk te zien. Het eiland barst van de prachtige tempels. Er zijn staats- en vorstentempels, tempels die iets met grond en land te maken hebben (tempels voor de rijstgodin, bergtempels), tempels die met water te maken hebben (zee-of brontempels) en er zijn nog de clan-, familie-, huis- en dorpstempels of -schrijnen.

Overal (op straat) staan altaartjes en de hele dag door worden bakjes met eten en bloemen neergezet. En natuurlijk hoort hier wierook bij én offerbakjes. Ik dacht meteen: ‘hé, de vogels, straathonden en andere dieren hebben hierdoor dagelijks te eten.’


Meestal woont de hele familie bij elkaar op een complex, wel allemaal in een eigen huisje en men zorgt ook voor elkaar. Ieder huisje heeft een eigen altaartje aan de linkerkant van het huis waar een aantal malen per dag offergaven worden neergelegd en wierook wordt aangestoken.
Aan dat altaartje zwiept een penjor. Een penjor is gemaakt van een lange bamboe stok ongeveer acht meter hoog met gebogen einde, versierd met palmbladeren, maiskolf, kokos, cake, een stuk van witte of gele doek, enz.
Elk onderdeel en versiering van de penjor is niet alleen een sieraad, maar het heeft een diepe religieuze betekenis, van welvaart en dankbaarheid aan God de Almachtige. Zit er om het altaartje een zwart/wit geblokte doek dat is het gezegend door een priester.
 

In volgende delen doorkruisen we dit mooie eiland.

Van Sanur, via ambachtsdorpen, naar Besakih