Havana, de oude binnenstad

 

We wandelen door 'Habana Vieja' (Old Havana). San Cristóbal de la Habana werd in november 1519 gesticht aan de beschutte natuurlijke haven van de diepe baai, de Báhia de La Habana.

In de vijfhonderd jaar oude binnenstad is met steun van de Unesco, de afgelopen tien jaar een prentenboek-decor ontstaan. Muzikantentrio’s schetteren onafgebroken 'La Bamba'. En hier en daar zien we een in koloniaal kostuum gestoken Habanero poseren ... een sigaar paffend, voor de vakantiefoto.

 

Hier is de haast broze charme van Havana al bijna verdrongen door de toeristische enscenering. Maar als we met open ogen door de binnenstad wandelen, zien we het allesbehalve pittoreske, dagelijkse bestaan van de Habaneros: de eindeloze rijen voor de droefgeestige pesowinkels met de meestal lege rekken, de bejaarde pindaverkopers en de door woningtekort overvolle paleizen, waar de bewoners kampen met dagelijkse stroom- en wateruitval. Veel Habaneros moeten vanuit het flaneergebied van de toeristen uitwijken naar de afzichtelijke systeembouwwijken aan de rand van de stad.

Heel wat gedeelten van Havana zien er nog altijd macaber, verweerd en vervallen uit. Zelfs in het stadsdeel Centro stort af en toe een balkon in en langs de geliefde strandpromenade Malecón brokkelt het pleisterwerk van de zuilengalerijen. In een boekhandel (in de winkelstraat Neptuno) vangen plastieken emmers naast opgezwollen boeken het regenwater op. In een hoek ligt de biografie van Che Guevara – als stripboek.

Als een andere stad er zo uitziet, dan zou elke toerist er met een grote boog heen lopen … maar niet om La Habana! De stad én de Habaneros bezitten een onweerstaanbare charme, er zijn de vele contrasten en tegenstellingen tussen communisme en commerce.

 

La Habana Vieja

De oude binnenstad is al heel wat, in haar oude glorie gerestaureerd. We starten onze wandeling door de oude binnenstad aan het Plaza de Armas, het oudste plein van Havana. Het prille begin van de groei van de stad is hier op een kleine oppervlakte te bewonderen.  Op dit plein staat het witmarmeren standbeeld van de nationale held Carlos Manuel de Céspedes (1918 – 1874), te midden van koningspalmen, 18de eeuwse paleizen en musea.

De kleine neoclassisistische tempel El Templete is de plaats waar destijds de eerste mis werd opgedragen, ter gelegenheid van de stichting van de stad (november 1519).

Aan de rand van het plein staat het kleine Castillo de la Real Fuerza met zijn vier verdedigingstorens, achter een gracht met ophaalbrug. Het oudste fort van Cuba en het op één na oudste fort van Amerika (1558 – 1578) fungeerde van de 16de tot de 18de eeuw als woning van de Spaanse gouverneur.

 

Een paar tientallen meters verder staan de standjes van boeken. We slenteren op de schaduwrijke plekjes op zoek naar literaire pareltjes tussen de collecties tweedehandsboeken. Hier worden naast revolutionaire literatuur ook boeken over de periode vóór de revolutie te koop aangeboden.

Dagelijks stallen ze hier hun koopwaar uit, een beetje zoals de bouquinistes in Parijs.

En plots duiken uit het niets enkele sierlijk geklede bloemenmeisjes op.

Ze dragen een typisch Caraïbische kledij. Met een brede glimlach bieden ze hun bloemen aan, tegen betaling natuurlijk.

Op het plein staat ook het prachtige Palacio de los Capitanes Generales, een schoolvoorbeeld van de Cubaanse barok.

De gids wijst ons op de straatstenen .. het zijn geen stenen maar houten plaveien (zie foto hieronder). De houten klossen zijn in de 19de eeuw op verzoek van de gouverneur aangebracht omdat het kleppen van de paardenhoeven en het rammelen van de ijzeren wielbanden van de koetsen op de zenuwen werkten van de kapitein-generaal die in het kasteel woonde.

 

Later woonden in dit paleis 65 Spaanse gouverneurs tussen (1898 en 1902), gevolgd door de Amerikaanse bezetters en de eerste presidenten van de Cubaanse republiek. Nu is het stedelijk museum erin ondergebracht: een must voor iedere bezoeker die in geschiedenis geïnteresseerd is.

Het is een statig gebouw, zelfs de fiere pauw in de tropische binnentuin getuigt ervan.

En dan laten we ons maar best laten meedrijven door een doolhof van stegen en pleinen.

We werpen af en toe een blik in een groene patio (binnentuin) of houden even halt voor een groepje Cubanen die, met hun vrolijke klanken en dans, de sfeer erin houden.

 

Enkele dames van middelbare leeftijd, in traditionele klederen en met een dikke Havanna-sigaar in de mond, laten zich gewillig fotograferen.

Gewillig? Nou ja, na betaling van 1 peso, natuurlijk. En wie niet betaalt krijgt een scheldtirade , waar we niets van verstaan. Ik heb de fooi gegeven maar toch wel een paar foto’s extra, stiekem genomen.

In een kleurrijk restaurant drinken we een verfrissende cocktail. Het valt het ons op dat de tekst, op de azulejos (mozaieken) achter de toonbank, in het Catalaans geschreven is. Zouden de uitbaters Catalanen zijn of Catalaans bloed hebben? En eigenlijk ziet het prachtige interieur er meer Spaans uit dan Caraïbisch?

Er is een schitterende patio (binnentuin) maar daar kunnen we nu geen plaats nemen want de tafels zijn al gedekt voor de lunch.

 

We gaan verder en komen aan de Plaza de San Francisco.

We mogen de San Franciscokerk niet binnen, ze zijn er nog aan het poetsen. Een vluchtige blik en een snel geschoten foto verraadt dat het een heel donkere kerk is.

In het klooster, naast de kerk, bevindt zich het Museo de Arte Religioso, een  museum met religieuze en wat obscure objecten uit de koloniale tijd (zoals een gemummificieerde franciscaanse monnik). Hier kan men de hoogste kerktoren van Havana beklimmen en op 40m hoogte genieten van een mooi panorama.

 

We flaneren door een wirwar van straatjes, vol met boekenwinkels, supermarktjes en kleine boetieks, maar ook pesowinkels, cafés en bars.

En hier staan we oog in oog met het gebruik van de: libreta-rantsoenkaarten. Het jaarlijks uitgegeven boekje met bonnen voor gerantsoeneerde levensmiddelen werd in 1962 voor alle Cubanen ingevoerd en is bijvoorbeeld geldig voor het volgende (in verschillende hoeveelheden) : rijst, pasta, suiker, koffie, zout, spijsolie, boenen, brood, soms kip, zeep en tandpasta, sigaretten en tabak.

Zwangere vrouwen en kinderen tot 1 jaar krijgen maandelijks (gratis van de staat) twee flessen gewone of gecondenseerde melk, als de bodega het op voorraad heeft.

De Cubanen staan geduldig hun beurt af te wachten. Er worden enkele klanten binnengelaten en dan gaan de deuren dicht. Na een tijdje komen de Cubanen die hun voorraad gekocht hebben naar buiten en pas dán mag een volgende ‘lading’ klanten naar binnen.

Wij zijn erg onder de indruk van dit schouwspel. Zoiets kunnen wij ons in Europa niet voorstellen: geen vrijheid om te kunnen kopen waar je zin in hebt én het geduld moeten opbrengen om te ‘winkelen’!

Shoppen … dit woord kennen de Cubanen niet!

 

We zijn stil geworden en zetten onze ontdekkingswandeling door de oude binnenstad verder … in volgend verhaal ..

Volgend deel: Oude binnenstad, Capitolio en Malecón