Op bezoek bij de Nubiërs
Vooraleer we het Nubisch dorp binnengaan, wil ik iets meer vertellen over ‘de Nubiërs’.
Nubië
Nubië en Egypte zijn al sinds mensenheugenis buren. Het is een gebied in het zuiden van Egypte en het noorden van Soedan.
Nubië is afkomstig van de hiëroglief ‘nub’, wat goud betekent.
- gedurende de 6de dynastie ( 2.345 -2181 v. Chr.) was Nubië de poort naar zwart Afrika en een leverancier van exotische producten zoals goud, mirre, specerijen en struisvogelveren.
- in het begin van de 18de dynastie (1570 – 1293 v. Chr.) worden er - onder impuls van Ahmoses I - onderkoningen aangesteld die regeren in naam van de heersende farao.
- tijdens de 25ste dynastie (740 – 656) – ook wel de Kushitische of Nubische genoemd – maakt Nubië deel uit van Egypte en worden alle koninklijke en godsdienstige rituelen, zoals de Amoncultus, volledig overgenomen.
- vanaf 500 wordt het Nubisch-Kushitisch gebied bewoond door een nomadenstam, de Blemmyrs genaamd. Hun graffti kan men terugvinden op de binnenste muur van het tempeltje van Trajanus op het Philae eiland in Aswan.
- uiteindelijk, in 641, bekeerde de Arabische leider, Amr ibn al-As de meeste bewoners tot de islam. In deze tijd woonden de christenen en de moslims naast elkaar.
- in 1315 neemt de moslimleider Abdallah ibn Sanbu de macht over. De bevolking bekeert zich massaal tot de islam en slechts een kleine minderheid bleef trouw aan het christelijk geloof.
Met de bouw van de stuwdam bij Aswan (1964) verloren de Nubiërs hun oorspronkelijke leefgebied. Door de stuwdam ontstond het Nassermeer, met een lengte van 500 km het grootste stuwmeer ter wereld. Het strekt zich uit tot ver in Soedan. Het meer, aangelegd om Egypte van elektriciteit te voorzien, werd tegelijk het collectieve trauma van de Nubiërs. In het meer verdween bijna heel Nubië.
Dankzij een reddingsoperatie van de Unesco werden de bevolking en de tempels gered en naar hoger gelegen gebied verplaatst. Van over heel de wereld werd er een leger van archeologen, antropologen, architecten, fotografen en geografen opgetrommeld om een diepgaande studie over Nubië te maken en een manier te zoeken om de tempels te redden van het wassende water, om ze later op een nieuwe locatie volledig te herbouwen (hierover vertel ik meer als we Aboe Simbel bezoeken).
Meer dan 200.000 Nubiërs moesten verhuizen naar nieuwe nederzettingen in Edfu, Kom Ombo, Aswan en het noorden van Soedan. Zij hadden niet alleen hun huizen, gronden en eigendommen verloren, maar ook hun meer dan 3.000 jaar oude culturele band met hun omgeving. Met pijn in hun hart kijken ze naar het Nassermeer, waar ooit hun dorpen hadden gestaan en waar hun voorouders begraven liggen.
Sinds 1997 wordt in het Nubisch Museum in Aswan de geschiedenis van de Nubiërs bewaard; een schamele tegemoetkoming aan een volk dat voor altijd zijn land verloor.
De Nubiërs
Volgens hun gewoonten trouwen Nubiërs niet met Egyptenaren. Hun cultuur en ongeschreven taal leeft echter voort in hun harten, hun muziek en hun speciale manier van leven. Toen ze hun oorspronkelijke woongebied moesten verlaten, werd gevreesd dat de Nubische cultuur zou verdwijnen. Zeker wat de muziekcultuur betreft, zijn die sombere voorspellingen niet uitgekomen. Integendeel, de Nubische muziek is erg populair in Egypte en daarbuiten, o.a. omdat veel songs ook in het Arabisch (met een Nubisch accent) worden uitgevoerd. Nubische muziek is bovendien een belangrijke invloedbron van de blues geweest.
De Nubiërs zijn donkerder van huid dan de Egyptenaren. Ze leven heel anders dan de ‘gewone’ Egyptenaren.
Het zijn mensen met een spontane vriendelijkheid en ze stralen een rust uit. Het is een groot verschil met de opdringerigheid van de Egyptenaren.
Het verhaal van Nubië wordt nog vaak in verhalen verwerkt. Denk maar aan de opera Aïda, waar de kroonprinses van Nubië verliefd wordt op de Egyptische legeraanvoerder, een verboden liefde.
Het is ondertussen namiddag en de temperatuur is gestegen naar ongeveer 37 graden. Op het eiland waar wij nu aanmeren is nog een Nubisch dorp zoals de Nubiërs woonden voor de grote verhuizing. Ata regelde voor ons een bezoek in het huis van een gezin.
Het dorpje is bruin, stoffig en armoedig. Hutten zijn gebouwd van het slib uit de Nijl, tussen de landbouwakkers lopen kleine slootjes die zorgen voor de watertoevoer.
We gaan het dorpje binnen
De huizen zijn blauw, roze of geel geschilderd en versierd met hadj-taferelen. In de kronkelige straatjes tussen ommuurde tuinen pikken kippen in het stof, geiten en schapen lopen overal dwars doorheen kauwen op afval.
Het enige toeristische element is een Nubisch huis waarvan de eigenaar thee en handwerk verkoopt en waar je hennatatoeages kunt laten maken.
De inwoners zijn erg gastvrij en laten u dan ook graag zien hoe hun dagelijks leven er uitziet. We worden hartelijk ontvangen bij een Nubisch gezin. De jonge vrouw (moeder van 4 kinderen) is juist teruggekomen van de dokter. Ze is wat ziek maar ze heeft alles voorzien voor ons bezoek. We mogen plaats nemen in de ‘living’ en krijgen een lekkere thee aangeboden. Ata verzekert ons dat we dit gerust mogen drinken, het water werd gekookt.
de woonkamer - 'living'
En de thee is héél lekker. Onze Nubische gastheer praat over de bouw van de dam en de grote verhuizing.
We mogen ook een kijkje nemen in de andere plaatsen van het ‘huis’.
de slaapkamers
de keuken
Het toilet 'buiten'
Hieronder vertelt een moeder van 4 kinderen 'hoe' ze leven en overleven.
Iedereen is aangegrepen. Wij geven allemaal een fooi aan de gastvrije huismoeder en ze is zó dankbaar.
Ik geef hier liever een fooi dan aan de opdringere Egyptenaren die we reeds ontmoetten.
We voelen aan dat Ata ook houdt van de Nubiërs. Hij had ons vooraf verwittigd: “Geef niets aan schooiers en lastige venters op straat, maar … ‘als’ je iets wil geven, hou het voor die dag dat we naar een Nubisch dorp gaan. Die mensen zullen zeer dankbaar zijn!”
We verlaten het dorp en onderweg krijgen we de kans om nog eens rond te neuzen in de souvenirs-standjes (hier kunnen we ongestoord kijken – we worden we niet lastig gevallen).
De kinderen blijven beleefd als ze een snoepje of balpen krijgen en .. ze zijn eerder beschaamd dan opdringerig.
Tja ... ik hoef het jullie niet te vertellen dat ik een 'boontje' heb voor kinderen. Ik had ze willen meenemen, maar ja... dat kon niet.
En dat zou voor hen toch niet goed zijn.
Onder de indruk van wat we zagen, varen we terug naar de boot. De kinderen lopen mee tot aan de oever.
Volgend deel : de Aswandam in Egypte