Aven d’Orgnac: het Louvre van de onderaardse wereld

 

We rijden van de Gard, richting Vallon-Pont-d’Arc in het departement Ardèche. Bij onze vooraf uitgestippelde reisplannen staat een bezoek gepland aan een van de grootste en indrukwekkendste druipsteengrotten van Europa, de Aven d’Orgnac.

Bewoners van de streek spreken trots van een driesterrengrot. Het is een flinke afdaling in het kalksteen naar gigantische grotten met een oppervlakte van 3 ha en spectaculaire, 50m hoge zuilen.

Momenteel trekt L’Aven d’Orgnac rond de 140.000 bezoekers per jaar. De grot, is de enige grot met het label ‘Grand Site de France’ en maakt deel uit van de meest bezochte en onderzochte ondergrondse sites van Frankrijk. De site is tegenwoordig een internationale referentie voor ondergronds klimatologisch onderzoek.

We staan klaar, met de tickets in de hand, om onder begeleiding van een deskundige gids af te dalen in een wonderbare wereld, zo’n 120 meter onder zeeniveau. De rondleiding zal ongeveer 1u15min duren. De temperatuur in de grot bedraagt momenteel 10°C.

De gids geeft eerst wat tips en uitleg vooraleer we vertrekken: 'om de afzettingen te beschermen is het verboden deze aan te raken. Fotograferen mag alleen zonder flits. Hou kinderen bij de hand en blijf bij de groep. Honden worden niet toegelaten in de grot.'

Hij vertelt dat de rondleiding uit enkele etappes bestaat en dat zal gebeuren met een totaal van 700 traptreden en een afdaling tot 120m diepte. We zullen langs meerdere indrukwekkende zalen komen. Aven d’Orgnac een heel grote grot, maar slechts een deel van de gangen en zalen is te bezichtigen. Aan het eind van de rondleiding worden de bezoekers met een lift weer naar boven gebracht.

Een korte introductiefilm geeft een toelichting op het netwerk ‘Les Grands Sites de France’. Dit label werd slechts toegekend aan 14 Franse landschappen, die een ecologisch beheer gecombineerd met het behoud en promoten van de site aan konden tonen. Dan volgt een korte documentaire met een uitleg over verschillende geologische processen die in 100 miljoen jaar de grot zijn uiteindelijk aspect hebben gegeven. Het bord toont een doorsnede van  het gehele ondergronds netwerk van de ‘Aven d’Orgnac’ dat zich uitstrekt over 4 kilometer.

Er worden drie gedeelten onderscheiden: het voor het grote publiek ingedeelde deel, de speleologische netwerken voor een sportief publiek en het beschermde deel dat niet toegankelijk is. Het wetenschappelijke onderzoek zorgt ervoor dat we de site in goede staat kunnen behouden en biedt inzicht in de diverse stappen van het ontstaan van de grot.

 

En daar gaan we voor de eerste etappe. Na een eerste ‘kunstmatig aangelegde trap’, met 220 treden, komen we aan in de eerste zaal (-50 meter).

De gids wijst ons op een schacht in het plafond. Dit was (en is) de enige ‘natuurlijke’ toegang tot de grot. Zo’n moeilijke loodrechte toegang, ‘aven’ genaamd, maakte de grot helemaal niet interessant als verblijfplaats, voor de prehistorische mens.

Via deze schacht daalden op 19 augustus 1935 een team van speleologen en geologen, onder de leiding van Robert de Joly, naar beneden. De dorpsbewoners hadden hen de ingang gewezen. Niemand had er ooit durven afdalen. In dat tijdperk werd het ‘Bertras’ genoemd en gebruikt als massagraf voor kadavers. Naast de dode dieren die door de dorpsbewoners en boeren in het gat waren gegooid, werden er ook beenderen gevonden van rendieren en bizons. Uit nader onderzoek bleek dat deze stamden uit de IJstijd. Het team van Robert de Joly ontdekte een puinkegel van alles wat er door de eeuwen heen in het gat was gegooid.

De huidige toegang voor bezoekers is in 1938 aangelegd. Het is een beveiligd pad met veel traptreden.

Wat verder, links, zien we al een stukje van een grote zaal. Het tweede deel van onze etappe is werkelijk schitterend. De gigantische Salle de Joly is ruim 30 m hoog, 125 meter lang en 90 meter breed.

Deze omvangrijke ondergrondse site verbergt talloze boeiende aspecten, zowel op gebied van de esthetiek, de speleologie als de wetenschap.

Ongeveer 6 miljoen jaar geleden was het diepe gedeelte van de grot gevuld met water dat een gang uitholde in de kalkrots. Er bestaan meerdere types afzettingen. De meest bekende zijn de stalagmieten die zich op de bodem vormen en de stalactieten die aan de plafonds ontstaan. Een proces dat zich erg langzaam voltrekt, in de orde van enkele centimeters per eeuw. De vorm van stalagmieten voor ons ligt ten grondslag aan de benaming ‘bordenstapel’. We vinden deze alleen onder de hoogste plafonds en in de nabijheid van de ingangen van de grot. De bijzondere vorm is verbonden aan het uiteenspatten van de druppels op de top van de stalagmieten.

Het is fascinerend wandelen door een kleurrijke zee van monsterlijke kalksteenzuilen. Onze aandacht wordt onmiddellijk getrokken door een enorme grote stalagmiet.

In de 3de etappe van ons bezoek komen we in een plaats met de naam 'De Dennenappel'.

Naast de ‘bordenstapels’, hebben zich een ander soort stalagmieten gevormd: de ‘palmbomen’. Eén van deze palmbomen stalagmieten, de 11 meter hoge ‘dennenappel’ is het symbool van Orgnac geworden.

De ‘palmbomen’ ontstaan eveneens onder hoge plafonds maar met waarschijnlijk een hogere stroom-snelheid van het water.

Links, op enkele meters voor de wand, raken stalactieten en stalagmieten elkaar om een druipsteenstroom ofwel een ‘orgel’ te vormen.

Hieronder is ook het orgel, maar genomen met een ander fototoestel. Het zijn kunstwerken van kalksteen.

In het midden van het 'orgel' staat de grafurn van Robert de Joly, de eerste verkenner van de grot.

Op onderstaande foto wijst de 'verlichte plek' aan waar de urne staat.

Links van het orgel bevindt zich het vertrekpunt van de speleologische gangen. Het hele jaar door worden er op aanvraag regelmatig excursies aangeboden om sporters de mogelijkheid te bieden overige buitengewone landschappen te ontdekken.

Wij dalen verder af en komen in de Chaos zaal (-70 meter), meteen de 4de etappe. Wij beelden ons tocht in, die de eerste verkenners vanaf de natuurlijke ingang hebben afgelegd met eenvoudige op hun helmen gemonteerde acetyleenlampen.

Zoals we zagen in de presentatiefilm, werden de gangen uitgehold door een ondergrondse rivier. Deze rivier stroomde op 130 m onder de grond. Een belichting met tegenlicht maakt het mogelijk de waterdruppels te bewonderen die op een prachtige stalagmiet van de zaal vallen.

Voor de 5de etappe gaan we nóg 30 meter dieper naar Le Salle Petit, maar absoluut niet minder mooi. De geplooide gordijnen of wandbedekkingen zijn adembenemend.

Als de waterdruppels lang genoeg aan het plafond blijven hangen alvorens te vallen, zetten ze kalksteen af waardoor er zich stalactieten vormen. Als ze langs schuine wanden sijpelen, zetten ze dunne kalksteen lijnen af die zich opstapelen om ‘gordijnen’ te vormen. Deze zijn soms zo dun dat ze doorschijnend zijn. De kalksteen van de gordijnen is van nature wit en transparant. De okerachtige tot bruine kleuren worden veroorzaakt door de in het water vervoerde pigmenten die in de afzettingen achterblijven zoals kleideeltjes, ijzeroxide en organische stoffen.

 

Doordat de belichting  de druipsteenformaties slechts geleidelijk zichtbaar maakt, zijn er steeds nieuwe formaties te bewonderen. De grot wordt bewoond door diverse diersoorten die zich aan deze leefomgeving aan wisten te passen zoals vleermuizen, insecten, waaronder kevers, schaaldieren enz …

We dalen voor de laatste keer verder af tot we (in de 6de etappe) belanden op -120 meter onder zeeniveau. Hier komen we in de Rode Zaal

Daar op deze plek van de gang geen instortingen plaats hebben gevonden, vinden we hier tekens van het ontstaan van de grot: de gewelfde plafonds zijn zichtbaar en we kunnen prachtige erosiesporen op de wanden waarnemen. Voor ons zien we de kolossale zuilen die na het verdwijnen van het water ontstaan zijn. Deze zesde etappe is erop gericht de bezoekers de sprookjesachtig sfeer van de grot te laten beleven dank zij een origineel muziekstuk dat speciaal voor deze plek geschreven werd door twee componisten: de gebroeders Cléophas

Het bezoek eindigt met een fantastisch klank- en lichtshow. Ik heb hier geen foto's van kunnen nemen.

Na het bezoek gaan we met de lift terug naar boven

 

Naast de ingang van de grot is het museum. De Cité de la Préhistoire brengt ons terug naar de roots, door ons 350.000 jaar Prehistorie te laten beleven via plaatselijke overblijfselen, klanksferen, activiteiten, levensgrote dierenbeelden en tablets met touchscreens. We ontdekken alles over het leven van de eerste bewoners van de streek, die zich hier van - 350.000 tot -500 jaar settelden.

In de vitrines staan objecten uit het dagelijkse leven in de Ardèche en het noorden van de Gard tentoongesteld, terwijl interactieve tafels voor meerdere spelers, multimediazuilen en video’s een resoluut moderne benadering mogelijk maken om je een verrassende nieuwe blik op archeologie te bieden.