Kandy en Sri Dalada Maligwa

 

Kandy, ook bekend onder de naam 'Maha Nuwara' (grote stad) is al héél lang bekend als het religieuze en geestelijk centrum van Sri Lanka. Tot 200 jaar geleden was dit de woonplaats van de koningen van Sri Lanka en tot op vandaag herbergt de stad de grootste schat van het boeddhisme: een tand van de Verlichte Boeddha.

De grootste blikvanger voor zowel inwoners, boeddhisten als toeristen is ongetwijfeld de Sri Dalada Maligawa, (letterlijk vertaald Tempel van de Heilige Tand), die in de 17de en 18de eeuw werd gebouwd als onderdeel van het koninklijk paleis en een schitterend gouden dak kreeg.

Deze tempel is het meest kostbare symbool van Singalese trots. De tand werd rondgedragen door de vroege vorsten en heeft allerlei rampen overleefd. In 1997 werd de Tempel van de Tand zwaar beschadigd door de Tamil Tijgers gepleegde bomaanslag, voorafgaande aan de voorgestelde viering van de onafhankelijkheid in Kandy. Vrijwel de hele voorgevel werd verwoest. De schade is inmiddels weer hersteld en iedereen wordt nu streng gecontroleerd bij de ingang van het park voor de tempel.

De Chinezen zijn ooit een oorlog begonnen om deze schat in handen te krijgen.

Het complex wordt gedomineerd door een U-vormig gebouw van twee verdiepingen dat een kleine binnenplaats en de feitelijke tempel met het relikwie omsluit. De ingang naar de heilige Tempel van de Tand, bevindt zich aan de zijkant van het U-vormige gebouw.

Wij zijn klaar om de Tempel te bezoeken. Wie geen gepaste kleding draagt krijgt een sarong en bij de ingang moeten de schoenen worden afgegeven.

De boeddhisten knielen eerbiedig. Plumeria-, jasmijn- en lotusbloemen stapelen zich op voor de schrijn - fluitspelers en trommelaars begeleiden de ceremonie op historische instrumenten.

Vanaf het hof van de trommelaars, voeren de trappen naar de eerste verdieping, waar gelovigen zich verzamelen voor de ruimte met de vereerde tand, die op deze verdieping wordt bewaard.

Het voornaamste Boeddhistische relikwie is onder de toenmalige Koning hiernaartoe gebracht (1591-1604) en zou na de dood van Boeddha uit diens as zijn geborgen. Het schrijn in het gebouw wordt drie maal per dag geopend voor de puja-ceremonie (om 5.30u, 9.30u en 18.30u) - gedurende één uur. Alleen dán kun je de vergulde houder met de relikwie zien.

Dichte drommen gelovigen en toeristen schuiven via de trap naar de eerste verdieping van het heiligdom. Sri Lankaanse boeddhisten moeten er ten minste eenmaal in hun leven, bij voorkeur gehuld in witte gewaden, komen bidden om hun eigen karma te verbeteren.

(Bij volgende foto is de schrijn dicht)

Zelfs als de deur van de schrijn wordt geopend, krijgt niemand de tand zelf te zien. Hij is verborgen onder een zevental gouden schrijnen, die de vorm hebben van een dagoba. Enkel de buitenste van de zeven kostbare, dagobavormige schatkistjes is zichtbaar. De met edelstenen bezette kistjes, het ene al kleiner dan het andere, staan achter gepantserd glas, onder zware bewaking. Alleen de wachters mogen in contact komen met de hoog-vereerde relikwie.

(bij volgende foto's is de deur open)

Het is moeilijk om door het gedrang van de gelovigen een foto te nemen en het is er donker. Omdat het zo druk is in de tempel krijgt iedereen maar kort de tijd om langs de tand te lopen. Toch is de tempel absoluut een bezoekje waard, er zijn prachtige schilderingen en gouden versieringen.

De beste tijd voor een bezoek aan de tempel is zonsondergang, tijdens de avond-puja als het geluid van tromgeroffel een dramatische climax voorspelt die echter nooit plaatsvindt. Dit gevoel van verwachting en geheimzinnigheid wordt met opzet gecreëerd maar de tand zelf, zie je toch nooit.

De ceremonie bij het ochtendgloren blijft een intieme aangelegenheid, zonder de busladingen toeristen die hier aan het einde van de dag arriveren en met hun flitsers het mysterieuze ritueel in de schemering oplichten.

In het gebouw achter de achtkantige toren, de Alut Maligawa, staan in de New Shrine Hall beelden van de Verlichte, een geschenk van Thailand ter gelegenheid van de 2500ste sterfdag van Boeddha. De twee verdiepingen erboven doen dienst als museum, waar de geschiedenis van de tempel uit de doeken wordt gedaan.

In het noorden van het tempelcomplex kunnen we nog een blik werpen op de Magul Maduwa, de koninklijke audiëntiezaal  uit 1784. In het houten gebouw, waarvan het schilddak door zuilen wordt gedragen, werd geschiedenis geschreven toen hier op 2 maart 1815 de laatste koning van Kandy afstand deed van de troon.

Er zijn 21 schilderijen te zien die de geschiedenis van Boeddha en van de heilige tand tot onderwerp hebben.

Ieder jaar is er in Kandy, een 10-daagse optocht met de relikwie. Velen hopen dan de Heilige Tand te kunnen zien. Maar ook hier is er weinig kans op.

Zelfs tijdens deze grote Esala Peraherafeesten in juli/augustus, wanneer de tand op een olifant door de straten van Kandy wordt gedragen, blijft de relikwie verborgen voor de blik van de gewone sterveling. Omdat er in het verleden zo vaak strijd werd geleverd om de tand – wie hem in zijn bezit heeft, zou immers heersen over Sri Lanka – wordt er vandaag nog gefluisterd dat het om een kopie zou gaan.

Rondom zijn dansers en muzikanten om eer te brengen aan 'hun' relikwie.

Als we buiten de tempel komen, aan het meer van Kandy, spreken we nog vol bewondering over de vele vererende boeddhisten uit Sri Lanka. Niet alleen in Kandy, overal staan dagoba’s verspreid waarin massa's (vermeende) botsplinters uit Boeddah's sleutelbeen en haarstrengen worden bewaard.

Of het nu gaat om een replica of om de echte tand, niemand zal hem niet zien. De tand ligt opgeborgen in een gouden kist met daaromheen een goed beveiligde kamer. Je zult niet meer dan een glimp opvangen van de gouden kist waar de tand in ligt. Op gezette tijden is er een ceremonie die vooraf gaat aan het zien van de tand. Er worden offers gebracht in de vorm van bloemen en eten.

Er bestaan verschillende versies en verhalen over de Heilige Tand. Ik heb een ervan  gekopieerd uit de Insight Guide.

DE TANDRELIKWIE

Veel boeddhisten geloven dat deze relikwie het kostbaarste voorwerp ter wereld is. Zo kostbaar dat er oorlogen voor zijn uitgevochten. Toch wordt de relikwie nimmer voor het publiek tentoongesteld en wordt bewaard in een gouden lotus, in zes in elkaar passende kisten. De buitenset kist is ongeveer 1,2 meter hoog en is gemaakt van verguld zilver, terwijl de vijf andere kisten zijn vervaardigd van goud. De relikwie is de befaamde Tandrelikwie.

Nadat hij het nirvana had bereikt, is Boeddha gecremeerd, maar de rouwenden hebben enkel stoffelijke resten weten te redden. Enkele belangrijke relikwieën werden aan Sri Lanka gegeven, waaronder een stekje van de Bo-boom, Boeddha’s bedelnap,  zijn sleutelbeen en stukjes van zijn haar. Later zijn nog andere relikwieën op het eiland opgedoken, waaronder stukjes afgeknipte nagel. Boeddha’s linker oogtand bleef echter achter in het Indiase koninkrijk Kalinga, tot zeven eeuwen na zijn dood, toen we het voortbestaan van de relikwie bedreigd werd door de heropleving van het militante hindoeïsme. De tand zou in handen van de hindoes zijn gevallen, maar de pogingen om de relikwie met een hamer kapot te slaan, hadden als resultaat dat de hamer in stukken brak. De hindoes gaven de tand terug.

Toen koning Guhasiva van Kalinga met een nederlaag werd geconfronteerd, werd de tand verstopt in het haar van zijn dochter Hemamala, die vervolgens naar Sri Lanka werd weggevoerd. De aankomst van de relikwie in Kandy in 1590 zorgde voor een ware sensatie op het eiland. Koning Wimala Dharma de Eerste liet er een heiligdom van twee verdiepingen voor bouwen, op de plaats van de huidige Tempel van de Tand. Kort daarop werd voor het eerst een perahera gehouden, een optocht waarbij de Tandrelikwie op de rug van een witte olifant door de straten van de oude hoofdstad werd gedragen.

Drie generaties lang liet koning Narenda Singha een nieuwe tempel bouwen, eveneens met twee verdiepingen, die door latere koningen nog werd uitgebreid. Er ontstond een traditie volgens welke de eigenaar van de tand het recht had om Sri Lanka te regeren, en de relikwie verwisselde in de turbulente tijden regelmatig van elkaar. Toen Marco Polo aan het einde van de 13de eeuw het eiland aandeed, hadden Zuid-Indiase indringers de tand ontvreemd. Koning Parakrama van Polonnaruwa begon een oorlog om de tand terug te veroveren op de Tamils, waarna er een speciale lijfwacht werd aangesteld om de schat te bewaren.

In de 16de eeuw veroverden de Portugezen de tand en namen deze mee naar Goa, waar de relikwie tot stof werd verpulverd en verbrand. De as werd in zee gestrooid. Toch betekende dit blijkbaar niet het einde van de relikwie. De resten verzamelden zich op de zeebodem waarna de tand op eigen kracht naar het eiland terugvloog.

Na de val van Kandy in 1815 bevond de relikwie zich enige tijd in handen van de Britten en in deze tijd werden de kisten geopend. Men bepaalde dat het verkleurde, met gouddraad omwikkelde voorwerp beslist een tand was, maar dat deze gezien de lengte van 5 cm waarschijnlijker aan een krokodil had toebehoord dan aan een mens. Men vergat dat de voetafdruk op Adam’s Peak, die volgens sommigen door Boeddha is gemaakt, een meter lang is.

(Komt uit Insight Guide, Sri Lanka)

 

 Volgend deel : Koninklijke botanische tuinen in Kandy