Gaucin, een onoverwinnelijke rots van piraten en bandoleros.

 

Vandaag verlaten we Ronda en reizen verder door het mooie Andalusië, langs de 'Route de Los Pueblos Blancos' (weg van de witte dorpen). In deze omgeving  is er weinig groen, alleen maar droogte.

In de verte zien we het dorpje Benadalid.

Iets verder zien we rechts van ons nog een wit dorpje Algatocin.

Het is niet mogelijk om bij elk dorpje halt te houden. Er zijn er heel wat en elk hebben ze hun bezienswaardigheden en mooie plekjes.

We stoppen bij een prachtige 'mirador'.

We genieten van een prachtig panorama en de verschillende soorten vogels die hier rondvliegen.

In de Serranía de Ronda krijgt de natuur meer kleur. Hier is er meer groen. Het is een nog ongerept natuurlandschap met steeneik- en kurkeikbossen.

We komen aan een volgend wit dorp, Gaucin. De klimmende weg ernaartoe is 24 km lang. Het is een bergdorp in het hart van de Sierra del Hacho.

Gaucin (626m hoog), wordt ook het Balkon van het Ronda gebergte genoemd. Het dorp is al eeuwen lang een voortdurende inspiratiebron voor kunstenaars en schrijvers.

Wij parkeren de auto vóór we het centrum bereiken en stappen naar boven.

De witte huizen en typische straatjes van Gaucin lijken in rijen boven elkaar tegen de rotsen te liggen

De stad groeide rondom de grondvesten van de Castillo del Aguila (Adelaars kasteel), nu een thuis van arenden en valken. Door de strategische ligging hoog op de groen beboste bergrug heb je van hieruit een imponerend panorama over het bergachtige landschap, de witte dorpen en de routes van de kust naar het binnenland. Routes en valleien die door de eeuwen heen een schuilplaats boden aan smokkelaars, bandieten en struikrovers. Het imponerend vergezicht ontvouwt zich tot aan Gibraltar en zelfs het Rifgebergte van Noord Afrika. ‘s Avonds flonkeren de lichtjes van de Marokkaanse havenstad Tanger in de verte.

Het was oorspronkelijk een Romeins fort dat later door de Moren werd herbouwd. De moren noemden de rots 'Sair Guazan', dat betekent 'Sterke Rots'. Hiervan werd de naam 'Gaucin' afgeleid. Het kasteel werd in 1808 zwaar getroffen door de troepen van Napoleon. Er bestaan nog twee donjons en een ondergrondse vluchtweg.

 

Waarom Piraten en Bandoleros?

Wel Gaucín was zo een moeilijk inneembare vesting dat zelfs de piraten van de Berber Kust hier kwamen schuilen toen zij de Middellandse Zee onveilig maakten. Ook bij het binnenvallen van de Franse troepen van Napoleon (1808) was de weerstand zeer groot.
Gaucín werd verdedigd door 700 ervaren bergguerrilleros en kreeg hulp van de Britse legers die sinds 1704 in Gibraltar zaten, maar dat mocht niet baten tegen de Franse kanonnen. In het stadje werden 135 woningen (en de stedelijke archieven) verwoest, kunstschatten werden in beslag genomen.

Toen is het bandolerismo ontstaan (het banditisme in een verpauperde stad). Deze criminelen, vooral smokkelaars, verborgen zich in de grotten en zouden inspiratie geven aan Prosper Merimée voor zijn novelle 'Carmen'. Georges Bizet componeerde er zijn opera over. Van dat ogenblik kwamen meer Britten uit Gibraltar zich in het dorp vestigen.

Gaucín is een typisch Moors dorp met smalle straatjes, pleintjes, stegen en trappen. Hier leven ongeveer 1.900 inwoners samen in een hechte gemeenschap. De huizen zijn vrijwel allemaal tussen de 17de en de 19de eeuw gebouwd en zijn versierd met balkonnetjes, die zijn afgezet met schitterend smeedijzeren balustrades.

Ik had ergens gelezen dat ijzersmeden een specialiteit is van het dorp.

Doorkijkjes tussen de witgekalkte huizen met kleurige bloempotten aan de muren, geven adembenemend uitzicht over de omliggende bergen en de Campo de Gibraltar, een inspiratiebron voor menig schilder en fotograaf.

De Iglesia de San Sebastian is gebouwd in 1487, nadat Gaucín door de katholieken was heroverd op de Moren. Er werden verbouwingen gedaan. Nu staat hier de parochiale kerk uit de 16de eeuw, die honderd jaar later al herbouwd werd. De kerk zelf werd tijdens de burgeroorlog vernield, alleen de klokkentoren van toen staat nog overeind.

Op het dorpsplein stroomt bergwater doorlopend uit de Fuente de Seis Caños (Fontein van de zes pijpen). De fontein stamt uit 1628 en is door erosie sterk verweerd.

Wij maken de wandeling naar boven, tot aan de kasteelruïnes.

Het is snikheet en de klim is steil. We nemen af en toe een rustpauze.

We zien het dorp al beneden ons liggen, de rots lijkt dichterbij

Wat een prachtig panorama krijgen we hier als beloning voor onze inspanning.

Tijd om wat uit te rusten in de schaduw

Boven, tegen de rots trekt een poort van een 'cementerio' (begraafplaats) onze aandacht. Daar willen we meer van weten en zien

De manier van begraven is helemaal anders dan bij ons. De graven zijn 'boven' elkaar in een muur geschoven - er zijn 3 à 4 rijen boven elkaar.

De manier van begraven is helemaal anders dan bij ons. De graven zijn 'boven' elkaar in een muur geschoven - er zijn 3 à 4 rijen boven elkaar.

 

De citroenen groeien zomaar langs de weg

Na een drankje op het terras en wat verpozen bij de fontein is het tijd om verder te rijden.

We kijken nog even achterom en rijden naar een volgend mooi plekje.

 

Volgend deel : Woningen, geplakt tegen de rotsen