Diest en het Begijnhof

 

Diest … oranjestad, vestingstad, wandelstad, winkelstad.

Diest heeft vele gezichten en is ideaal voor een daguitstap of een weekendje. Het ene moment wandel je door een gezellig drukke winkelstraat, een ogenblik later hoor je alleen nog het ruisen van de bladeren. Even verderop strijk je neer op een zonnig terrasje, omringd door het geroezemoes van andere levensgenieters. En een half uurtje later zoek je de 'goddelijke' kalmte op van het middeleeuwse begijnhof.

Rik is geboren in Diest en heeft er het grootste deel van zijn leven gewoond. En mag hij voor één keer chauvinistisch zijn als hij zegt dat 'Diest het mooiste begijnhof heeft van Vlaanderen'.

Eerst  wat uitleg over het ontstaan en leven van de vroegere begijnen.

'Om de oorsprong van het begijnenwezen te kennen moeten we teruggaan tot de laatste jaren van de 12de eeuw. De toenemende rijkdom van de kerk, maar ook van de succesvolle stedelingen deed vragen rijzen naar de zin van materiële rijkdom. Kon men in weelde leven en toch aanspraak op een beloning in het hiernamaals? Grote voorvechters van religieuze vernieuwing predikten de terugkeer naar de oude evangelische idealen van armoede en nederigheid. Ze leefden in een kloosterorde. Maar wat met vrouwen die kozen voor deze nieuwe vorm van religieus leven? Voor die vrouwelijke aanhangers was er in de kerkelijke hiërarchie weinig of geen plaats. Was het dan te verwonderen dat zij kozen voor een nieuwe vorm van religieus leven zonder precieze regel en buiten elk verband met een kloosterorde?

Sommigen vestigden zich als kluizenaars nabij een kerk, anderen in de buurt van een hospitaal, of nog anderen alleen of in kleine groepen in de nabijheid van een mannenklooster. Ze werden vanwege hun levenswijze 'mulieres religiosae' of devote vrouwen genoemd.

Niet iedereen kon of was bereid het harde leven van een kluizenares te leiden. De begijnhoven waren meteen een groot succes. De solidariteit die onder de begijnen leefde, behoedde deze vrouwen voor armoede en betekende een steun in ogenblikken van beproeving. Na één of twee generaties al bereikten de hoven hun maximumcapaciteit. In sommige steden vond men het nodig om een tweede, klein begijnhof te stichten, omdat het eerste 'groot' begijnhof vol was. Ambitieuze priesters vonden dat het voorbeeldig leven van deze vrouwen het christendom kon redden. Maar niet iedereen was die mening toegedaan. Het woord begijn werd een spotnaam om iemand aan te duiden die voortdurend gebeden prevelde en die zich heiliger voordeed dan ze was.

Begijnen legden, in tegenstelling tot een kloosterorde, geen eeuwige geloften af. Zij beloofden wel kuisheid en gehoorzaamheid aan de (uit eigen kring gekozen) overste, die ‘meesteres’ werd genoemd. De begijnen mochten geldelijk en onroerend eigendom behouden. De begijnenkleding bestond oorspronkelijk uit een lang beige gewaad, waarvan de naam begijn afgeleid zou zijn. Later bestond de begijnenkleding uit een zwart habijt met witte kap die uitloopt met een punt op de rug. Begijnen verdienden hun eigen kost met onder andere het houden van een bewaarschool, handwerken, ziekenzorg en het tegen betaling bidden voor overledenen.

Het leven op het begijnhof

Zoals hierboven geschreven werd het bestuur van het begijnhof uitgeoefend door een grootmeesteres, door de begijnen zelf gekozen werd voor drie of meer jaren. De aspirant-begijn diende een proeftijd van tenminste één jaar te ondergaan, waarna ze de tijdelijke gelofte van kuisheid en gehoorzaamheid kon afleggen. Gewoonlijk leefde ze eerst gedurende enkele jaren in een convent, tot ze genoeg gespaard had om een afzonderlijk huishouden op te zetten in het begijnhof. Anderen kwamen daar nooit toe en bleven in gemeenschap in een convent wonen. Dagelijks moesten ze de eerste mis bijwonen en de getijden lezen. De oudste regels vermelden ook zelfgeseling en gebeden voor zielen in het vagevuur als dagelijkse routine.  De begijnen konden enkel communiceren, na eerst gebiecht te hebben. Het grootste gedeelte van de dag mochten ze wijden aan hun broodwinning : het werk in textiel ( wollen sokken waren het kwaliteitsproduct van de Diesterse begijnen), soms ook lakenhandel (niet zelden tot ergernis van de Diestse ambachtslui), ziekenzorg en het onderwijs van jonge kinderen.

Ga met ons een kijkje nemen in dat bijzondere begijnhof.

We staan voor de monumentale toegangspoort die in 1671 de oorspronkelijk houten poort kwam vervangen. Siermotieven als engelenkopjes, festoenen, voluten, geringde zuilen met Dorische kapitelen en een madonna in schelpmotief zijn typische ingrediënten van de Rubensiaanse barok en verlenen aan het geheel een imposant en tegelijk speels karakter.

Opvallend is ook de uitnodigende tekst 'Besloten hof. Comt in mijnen Hof, mijn Suster Bruyt'. Het zijn verzen uit het Hooglied van Koning Salomon, een ode aan zijn liefde en volgens sommige exegeten ook een eerbetoon aan de maagdelijke ongereptheid van de vrouw.

Rechts van de hoofdpoort bevindt zich het kleinere nachtpoortje en daarnaast het getraliede venster waarachter begijntje-portierster woonde. Haar taak was het de poort voor begijnen en bezoekers open en dicht te doen. Na het luiden van de avondklok, werden alle mannen door een belsignaal en de kordate aanmaning alle broeken buiten, verzocht het begijnhof te verlaten. Mannen mochten op het begijnhof immers niet wonen en dat gold ook voor de pastoor. Zijn statige woning was te vinden in de onmiddellijke omgeving van het begijnhof, aan de toegangspoort.

Zodra we door de barokke zandstenen toegangspoort wandelen, wanen we ons in de middeleeuwen. Dat de begijnen in een besloten gemeenschap leefden, merken we nog goed aan de hoge muren en de imposante poort. Wij proberen de geheimen die zich schuilhouden achter de hoge muren en de vaak gesloten deuren van het prachtige begijnhofpatrimonium te ontsluieren. We proberen ons in te leven in die wondere combinatie van naarstige werklust, vroomheid en sociale bekommernis, die zo typisch was voor het begijnenleven.

Met kasseien onder de voeten, huisjes met beschermheiligen boven de deur en een rustgevend gevoel dat alle hedendaagse stress doet wijken betreden we een ongerepte tijdscapsule. Het loont de moeite om even tussen de huizen te dwalen en de blik op de gevels te richten. Boven elke deur kijkt een beschermheilige ons aan vanuit zijn nis : de ene  met zijn eigen afgehakte hoofd in de armen, de andere devoot biddend of zwaaiend met een kruis. Dit zijn de huisheiligen van het begijnhof. Het was hun taak de begijnen die in het huis woonden te beschermen maar ze fungeerden ook als identificatiebron. Bv begijntje Clara woonde in bij de heilige Bruno – juffrouw Hortensia voelde zich geborgen bij Sint-Denijs.

De kerkstraat, die nu uitnodigend voor ons ligt, is de oudste straat van het Diestse begijnhof.

Vanaf het jaar 1253 bouwden de begijnen hier hun eigen biotoop, maar van het houten en lemen patrimonium uit die vroegere jaren bleef niets bewaard. In de loop van de 17de eeuw werden de oude hutten, huizen en cabanen vervangen door de stenen nieuwbouw. Van vele huizen kunnen we het precieze jaartal waarin ze werden gebouwd aflezen in de muurankers in de gevels.

Links van ons staat de 14de eeuwse Sint-Catharinakerk in de steigers. De kerk moest worden gestut om nog voor de eredienst te worden gebruikt. De Vlaamse regering maakte financiële steun vrij voor de restauratie van de kerk. De begijnhofkerk, die is scheefgezakt, is door de Unesco erkend als werelderfgoed.

De mooie 13de -14de-eeuwse begijnhofkerk is gewijd aan de heilige Catharina, die werd aanbeden voor brand- en huidkwalen.

Omdat ik geen foto van 'een kerk in de steigers' wil aanbieden, plaats ik een foto van :  http://www.kerknet.be . Hier zie je dat de kerk aan herstelling toe is. En ik beloof dat er ooit een apart artikel komt over deze kerk en het mooie interieur.

Dicht bij de kerk staat het vroegere schoolgebouwtje van het begijnhof, nu bestemd tot centrum voor meubelrestauratie. In de 17de eeuw, woonden in het Diestse hof niet minder dan 162 kinderen bij de begijnen in. Meisjes bleven tot ze op 16-jarige leeftijd novice en twee jaar later volwaardige begijn konden worden, maar jongetjes moesten op hun twaalfde onherroepelijk het begijnhof verlaten. De angst dat ze voor de viriele aantrekkingskracht van deze jonge kereltjes bezwijken inspireerde de begijnen tot dergelijke kindonvriendelijke maatregelen.

Wie denkt dat er in het begijnhof van Diest al lang geen begijntjes meer zijn? Ze zijn nog  aanwezig hoor. Naast het schoolgebouw zien we het beeldje van de laatste twee Diestse begijnen. Ze verlieten het begijnhof om hun laatste jaren in een rustoord door

Als we even verder gaan door het poortje aan de achterzijde van het schoolgebouw, komen we op een binnenplein waar zich eertijds de pesthuizen van het begijnhof bevonden. Deze huizen lagen net buiten de begijnhofmuur om de pestlijders in min of meer veilig isolement te kunnen verzorgen. Wat vandaag een idyllisch woonplekje is, was ooit een plaats waar pijn en ziekte, maar ook caritatieve dienstbaarheid het begijnleven tekenden.

Iets verder staan drie mooie huizen, die vroeger als godshuizen fungeerden, om hulpbehoevende en onbemiddelde begijnen een onderdak te bieden. In een van die huizen bevindt zich de kantschool Monica.

afb. http://www.panoramio.com

Foto onder : Kantschool Monica

Het monumentale gebouw dat het begijnhof domineert is de vroegere infirmerie. Hier werden de zieke begijnen verzorgd werden en de oude (niet meer zelfredzame begijnen), als 'krank kind' voor de rest van hun dagen opgenomen. Het gebouw heeft een indrukwekkende dakconstructie, bedekt met tichelen en binnenin kan men in de foyer en op de bovenverdieping nog de indrukwekkende eikenhouten gebinten uit de 17de eeuw bewonderen.

Haaks op de infirmerie staat de kapel, thans een horecazaak, maar vroeger was het een bidplaats voor de vrome patiënten die in het hospitaal werden verzorgd.

hieronder zie je 'rechts op de foto van het plein' een stukje van de kerk 'in renovatie'.

In volgend deel wandelen we verder door dit mooie begijnhof

 

Diest en begijnhof : deel 2

 

 

Bron : ‘Wandelen door acht eeuwen stilte en vroomheid’ met teksten van Fons Bonroy en Etienne Bergmans. Uitgegeven door het promotiecomité Begijnhof Diest, 2009.