De Wijk Salamanca en Gran Via
Net iets buiten het centrum van de stad ligt de wijk Salamanca, genoemd naar de markies die deze wijk in de 19de eeuw vrijwel in zijn eentje uit de grond stampte.
Op de Plaza del Marqués de Salamanca staat het standbeeld van de figuur die verantwoordelijk is voor dit deel van de Madrid.
De Marqués de Salamanca (1806-1883), door zijn vrienden José of Pepito genoemd, was financier, politicus, advocaat en mecenas.
Salamanca was jarenlang de woonwijk van oude, schatrijke Madrileense families. Tegenwoordig is dat verminderd (velen zijn verhuisd naar modieuze buitenwijken van de stad), maar er is een harde kern achtergebleven. Sommigen zijn nog steeds schatrijk, anderen zijn tot armoede vervallen. De straten hebben iets van hun oude glorie – en veel van hun paleizen – verloren, maar de wijk ademt nog altijd een voorname sfeer.
Elegant, chique, rijk … dit bepaalt het beeld van deze woonwijk van de welgestelde burgerij, waar voorname herenhuizen, modieuze galeries, luxe winkels en dure restaurants te vinden zijn. Aan de rand van de wijk ligt een van de grootste stierenvechtersarena’s 'Las Ventas' van Spanje.
De Calle de Alcalá is dé grote straat van Salamanca. Hier werd begin vorige eeuw veel en groots gebouwd, vooral door banken en verzekeringsmaatschappijen.
Een Britse reiziger die in die tijd de straat bezocht, merkte op nog nooit zoveel belangrijke commerciële banken bij elkaar te hebben gezien.
Wat dat betreft is er weinig verandering. De Calle de Alcalá en de omliggende straten vormen zowel in financieel als in politiek opzicht het centrum van de macht in Spanje. In deze straat staan het ministerie van Financiën en de Banco de España naast elkaar.
Banco de España (foto hierboven) met zowel een gevel op de Calle de Alcala als de Paseo del Prado is een immens gebouw opgericht eind 19de eeuw. Het gebouw bevat kostbaar kunstwerk van o.a. Goya maar is jammer genoeg niet toegankelijk voor het publiek.
Toch is er aan de Calle de Alcalá meer te doen dan banken bekijken. Ook 'de kring der Schone kunsten' is er gevestigd, Circulo de Bellas Artes.
Dit is misschien wel het mooiste paleisje van de architect die her en der in Madrid paleisjes neerzette.
In Círculo de Bellas Artes ben je wel een paar uurtjes zoet. Op de verschillende verdiepingen kun je naar de wisselende exposities, theater, concerten en films gaan kijken. Voor een paar euro kun je rondlopen door dit culturele walhalla. Als afsluiter ga je best naar La azotea (het enorme dakterras). Je hebt er een prachtig panorama over de stad. Op ongeveer 56 meter hoogte voel je je hier in de wolken.
Aan de andere kant van de straat bevindt zich de kunstacademie; Real Academia de Bellas Artes de San Fernando.
In 1749, stichtte Ferdinand VI - in deze eerst particuliere woning - de Academie voor Schone Kunsten en in 1774 kocht Karel III de woning. De verzameling schilderijen, beelden, prenten, gravures en tekeningen is talrijk. De kunstacademie heeft ook een groot maar weinig bekend museum. Toch hangen er werken van grootmeesters als Goya, El Greco, Zurbaràn, Ribera, Rubens, Van Dyck en Velazquez. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan muziek en architectuur. Goya was ooit onderdirecteur van de academie. Je ziet er onder andere twee van zijn beroemdste zelfportretten. Dalí en Picasso studeerden later aan de Academie. Dalí studeerde er wel, maar hij deed er geen examen. Op de dag van zijn afstuderen liep hij weg. Ineens wist hij het zeker: geen van de examinatoren had het talent om over zijn werk te oordelen.
Puerta de Alcala
Het zuidelijke puntje van Salamanca wordt gevormd door de Plaza de la Independencia, waar een imposant monument met vijf bogen staat, de Puerta de Alcalá.
Deze voormalige stadspoort, 21 m hoog, fungeert sinds het einde van het extreemrechtse Franco-tijdperk als symbool van de herwonnen Spaanse democratie. Oorspronkelijk (in 1778) werd deze triomfboog gebouwd ter ere van Karel III, 'de beste burgemeester van Madrid'. Ze heeft een neoclassicistische stijl.
De poort en haar omgeving hebben bange momenten doorstaan. Vlak bij het huidige plein bevindt zich een van de plaatsen waar veel slachtoffers van de Inquisitie op de brandstapel zijn gestorven. In het monument zijn nog kogelgaten te zien van de moord op de toenmalige eerste minister Eduardo Dato in 1921. In de jaren ’80 werd de poort uitgeroepen tot symbool van de herwonnen democratie. Tegenwoordig is hij ’s avonds door schijnwerpers verlicht.
In een rechte lijn met de Puerta de Alcalá, via een route die ’s avonds een magische uitstraling krijgt, staat de Cybeles fontein (in de verte bovenaan de foto).
Plaza de Cibeles.
Midden op het plein staat een beeld van Cybele, de Grieks-Romeinse godin van de vruchtbaarheid, in haar rijtuig. Het verkeer raast rond de Plaza de Cibeles, waarvan de fontein tot een symbool van madrid is uitgegroeid. Tot 1864 kwamen de wijkbewoners hier drinkwater halen, dat uit de muil van een draak en een beer spoot.
Cybele is ook de godin van de aarde en dat past bij Madrid. Want hoewel de hemel dan nabij is, is het vooral een aardse stad, een stad van geen gedoe, van lekker eten en drinken. De laatste tijd klimmen jongeren na belangrijke voetbalwedstrijden vaak op het beeld van Cybele. Sinds haar rechterarm bij dergelijke festiviteiten in 1996 verdwenen is, worden er bij belangrijke wedstrijden schuttingen omheen gezet. Elke overwinning van Real Madrid wordt uitgebreid gevierd bij deze fontein, maar voor gewone stervelingen is hij vrij onbereikbaar want het verkeer raast aan alle kanten voorbij.
Aan de zuidkant van de Plaza de Cibeles staat een groots wit gebouw. Het is een ontwerp van Antonio Palacios. Dit grootse, of zelfs megalomaan paleis, is het Palacio de Comunicaciones, niets meer dan het hoofdpostkantoor. De Madrilenen noemen het, vanwege de rijkversierde neoclassicistische stijl, 'Onze lieve vrouwe van de communicatie', als was het een kathedraal.
En inderdaad met zijn gebrandschilderde ramen heeft het gebouw iets sacraals. Op de gerestaureerde voorgevel zijn modernistische beelden aangebracht. Binnen zie je een fraai versierde glazen koepel, een prachtige ouderwetse afdeling voor het maken van pakketten en een museum, het Museo Postal y de telecommunicación. Dit gebouw is ruim 100 jaar het hoofdpostkantoor geweest. Nu zitten er diensten van het stadhuis gevestigd en kan je op het gelijkvloers naar het hoofdkantoor van Dienst Toerisme.
De weg loopt verder over dit plein naar de Gran Via.
Zo groots en imposant als het postkantoor, zo groots moest de Gran Via worden. Tussen 1910 en 1930 is deze 'Grote Weg', in drie fasen aangelegd, het laatste gedeelte kwam kort na de Burgeroorlog gereed. Het was een poging om Madrid de grootstedelijke allure van Parijs te geven. In een later stadium werd vooral gekeken naar New York en Chicago. En met succes: Ernest Hemingway himself noemde de Gran Via een kruising tussen 5th Avenue en Broadway.
De weg was bedoeld als een brede oost-westverbinding tussen de reeds bestaande grote boulevards en liep dwars door de armere stadswijken. Tot in de jaren ’60 was dit het belangrijkste commerciële centrum van de stad. Het is er nog steeds razend druk en er zijn enkele goede hotels, maar het verkeer staat er meestal muurvast – hoe breed de weg ook is.
Het beroemdste gebouw is Metropolis, op de splitsing van de Gran Via en de Calle de Alcalá. Twee Franse architecten ontwierpen dit gebouw voor een verzekeringsmaatschappij. De naam van het gebouw geeft haarfijn aan wat op dat moment de diepste wens van de Madrilenen was : eindelijk een wereldstad bouwen. Veel panden zijn versierd met art nouveau-details.
De Gran Vía, een canyon van betonnen hoogbouw in Amerikaanse stijl, staat symbool voor het Madrid van de 20ste eeuw. Madrid mag dan ruim 22 km lang en ruim 24 km breed zijn ... we kwamen op veel plaatsen waar we het gevoel hadden in een dorp rond te lopen; maar dat gevoel is er niet op de Gran Via. Met het voorbijrazende verkeer en de voetgangers-stoplichten met kwetterende vogelgeluiden is het één van de drukste straten in Madrid.
De Gran Via zelf is uitgesproken kosmopolitisch, maar als je een klein eindje de smalle zijstraatjes in loopt, kom je in een heel andere wereld, nl. in de kleurrijke, rumoerige barrio’s (wijken) van de autochtone Madrilenen, waar altijd wat te beleven valt en waar men nooit lijkt te slapen. De Gran Via is ook het centrum van prostitutie, drugshandel en criminaliteit, maar de politie heeft de laatste jaren haar best gedaan om de ergste uitwassen te bestrijden, en tegenwoordig is het er redelijk veilig. Toch kan het geen kwaad om extra op te passen voor zakkenrollers.
Vergane glorie
De drie delen van de Gran via zijn heel verschillend van karakter. Het oostelijke gedeelte is het oudst. Hier staan rijk geornamenteerde woningen en gebouwen die - meteen na de sloop van tientallen smalle straatjes met krotten - zijn opgetrokken.
Koning Alfonso XIII gaf in 1910 het startsein voor de aanleg van dit deel van de weg - in 1924 was het voltooid. De oorspronkelijk geplande route werd aangepast om het Oratorio del Caballero de Gracia (1790-1795) te ontzien, een van de mooie neoclassicistische bouwwerken van Madrid.
Helaas worden veel gebouwen tegenwoordig ontsierd door moderne gevels, maar als je oog hebt is er nog steeds veel moois te zien.
De Gran Via is een allegaartje van verschillende sferen: er zijn verlopen pensionnetjes maar ook dure hotels. Luxe bioscopen staan er naast fastfoodrestaurants en warenhuizen. Afhankelijk van het deel van de straat en het uur van de dag vind je er ambtenaren of prostituees, bedelaars of carrièremakers. Het drukste deel is waar de warenhuizen, winkels en bioscopen aanwezig zijn.
Vanaf hier loopt het tweede deel van de Gran Vía tot aan de Plaza del Callo. Dit deel straalt grauwheid uit van halverwege de 20ste eeuw, opgefleurd door schreeuwerige, Amerikaanse aandoende neonreclames. Behalve veel bioscopen vind je hier ook grote winkels met Spaanse boeken en cd’s. De Plaza del Callo is het middelpunt van het uitgaansleven van de Gran Via. Hier zijn tientallen hotels, bioscopen en hamburgertenten.
Het derde deel van Gran Via loopt naar de Plaza del Callao naar de Plaza de España - in 1925 werd met de aanleg begonnen.
Na de burgeroorlog werd in opdracht van dictator Franco het laatste gedeelte van de Gran Via aangelegd, met als megalomane slagroom op de taart de wolkenkrabber op de Plaza de España (vorig deel). En zo zijn we terug aan het eerder bekende bouwwerk, het gebouw van Telefónica, waar de soldaten van het republikeinse leger opklommen op het gebouw van Telefónica en vanaf het 81 m hoge dak de beweging van de vijandelijke troepen in de gaten hielden.
Zo zie je maar hoe twee grote lanen en drie pleinen met elkaar verbonden zijn en de stad doorkruisen.
WEETJE : Probeer het je eventjes voor te stellen.
"Een paar decennia geleden was de Calle de Alcalá, de Paseo de la Castellana en de Gran Via niets meer dan het pad waarlangs de schapen de stad binnenliepen. Er was een voetgangersgedeelte langs een, nu verdwenen smalle rivier de Abronigal. Langs de oever liep een schaapherderspad. Mesta, een vereniging die de wolindustrie vertegenwoordigt, is er nóg boos om dat de rivier werd drooggelegd. Soms gebeurt het dat schaapherders als teken van protest hun kuddes doorheen een deel van deze straten laten lopen."
Volgend deel : De wijken van bruisend Madrid