De stad met het grootste terras van Europa

 

De oude koninklijke hoofdstad van Polen, Krakau wordt ook wel de parel aan de Poolse kroon genoemd. Meer dan vijf eeuwen (tot in 1609) was Krakau de koninklijke hoofdstad van Polen. Met ruim een miljoen inwoners is Krakau dan ook de grootste stad, na de huidige hoofdstad Warschau. Het feit dat Krakau niet de hoofdstad bleef, is waarschijnlijk de reden dat veel barokke, gotische en renaissance-architectuur de tweede wereldoorlog heeft doorstaan.

Krakau is een van de oudste steden van Polen, met meer dan duizend jaar boeiende geschiedenis. In 1978 werd de stad met dit prachtige middeleeuwse centrum door Unesco bestempeld als werelderfgoed en werd in 2000 uitgeroepen tot culturele hoofdstad van Europa. De stad is bekend als inspiratiebron voor heel wat kunstenaars.

Geschiedenis van Krakau

Volgens archeologische opgravingen blijkt dat de heuvel Wawel al in de Oude Steentijd werd bewoond. De eerste geschreven vermelding van de stad dateert uit 965, toen de Joodse koopman Abraham ben Jacob schreef over de rijke, versterkte stad Krakau, die gelegen was op het kruispunt van handelsroutes en omgeven werd door bossen. In het jaar 1000 werd de stad de zetel van een bisschop…. lees hier meer over de 'Geschiedenis van Krakau'

Boleslaw V van Polen, prins van Krakau, tekende in 1257 de akte voor de stichting van de stad. Hij liet meteen straten en pleinen aanleggen, de reeds bestaande gebouwen werden zelfs geïntegreerd. Het opmerkelijk grondplan werd oorspronkelijk ontworpen in de vorm van een schaakbord. De prins zag het wel erg groots, zijn Rynek (marktplaats) moest héél groot zijn. Het vierkante plein van 40.000 m² is één van de grootste middeleeuwse pleinen van Europa.

De stad ademt nog steeds een statige en elegante sfeer uit. Krakau wordt beschouwd als een van de belangrijkste toeristische trekpleisters van het land. Dat dankt de stad aan zijn architectureel en culturele rijkdom die meer dan indrukwekkend is. Als we de oude binnenstad van Krakau binnenwandelen, ontvouwt zich een geschiedenisboek. Bijna alle gebouwen dateren uit de middeleeuwen en de renaissance. Maar tegelijk is deze Poolse schone een verrassend levendige en hedendaagse stad.

We komen de stad binnen langs het Barbakan. Dit is een van de laatste overgebleven bastions in Europa. Door de Florianpoort, een van de zeven poorten in de verdedigingsgordel van de stad, lopen we naar het prachtige centrale plein of naar de Ul Florianska’, een shopping boulevard met vele luxueuze winkels waarbij de prijzen over het algemeen lager liggen dan in andere Europese landen.

Onze wandeling begint op de Rynek Glówny (de Grote Markt), het hart van de stad en meteen het toeristische centrum.

Een harmonieus en sfeervol karakter springt in het oog. Veel mooie gebouwen liggen verspreid over het plein.

De majestueuze Sukiennice (lakenhal) trekt onze aandacht en draagt meteen bij tot de schoonheid van het plein. Hier werd in de middeleeuwen Vlaamse en Engelse textiel verhandeld.

Vroeger bouwde de prins in het midden ‘Rynek’ een dubbele rij winkeltjes in een steen die een soort steeg vormen en waar vooral lakenstof uit Vlaanderen en Engeland verhandeld werden.  Later werd deze markt overdekt en ondergebracht in een groot stenen gebouw van 100 meter lang. Nu vervult de Lakenhal de functie van overdekte markt. We kunnen er naar hartenlust kuieren tussen de vele standjes en kraampjes vol souvenirs en snuisterijen - en vooral juwelen van amber en halfbakken keramiek.

Een van de mooie gebouwen op het plein is de Ratusz (Raadhuistoren)

Paardenkoetsen, geruisloze toeristentreintjes en al even 'stille nonnen' op fietsen rijden op het plein. Onder de stadhuistoren loggen jongeren met een smartphone of laptop in op internet.

We staan bij het standbeeld van schrijver Adam Mickiewicz en zien dat het plein volstroomt met toeristen, locals, straatartiesten, kunstenmakers en souvenirverkopers. Hier zorgen ook de meer dan 200.000 Poolse studenten en honderden internationale Erasmus-studenten voor sfeer. De aanwezigheid van zoveel jong volk heeft Krakau doen uitgroeien tot hét artistieke en culturele centrum van Polen. Vanop de terrasjes horen we flarden Engels, Pools, Italiaans en Duits spreken. Overal klinkt muziek en hoe later het wordt, hoe voller de terrassen zitten, hoe luider de orkestjes klinken en tegelijk het Poolse bier vloeit. Dat alles levert een pittoresk openluchtmuseum op, met een mix van stijlen en invloeden. En ja, deze plek groeit verder uit tot het grootste terras van Europa, met historische gebouwen als achtergronddecor.

Aan de rand van het plein staat de Mariakerk, met het wereldberoemde gotische hoogaltaar van een van de grootste Duitse laat-gotische beeldhouwer, Veit Stoss. Hij werkte in de 15de eeuw twaalf jaar aan het altaar.

Het gotische hoogaltaar van Veit Stoss (foto rechts onder)

Als de klok van de Mariakerk het uur slaat, spits dan de oren: uit een van de torens klinkt de Hejnal, een oude, zachte Hongaarse melodie over de stad. Oorspronkelijk was de melodie het signaal om deuren te openen of te sluiten of een waarschuwingsteken bij gevaar. Een fanfare speelde op het plein en trompettisten beantwoorden vanop muren en torens.

Samen met zes collega’s (brandweerlieden) houdt Jan Sergiel dit eeuwenoud ritueel in stand. Hij komt elk uur met zijn trompet, luidt de kerkklokken, opent de vier torenvensters en schalt de Hejnal vier keer over de stad. En iedere keer wordt ze abrupt afgebroken. Hiermee herdenkt men de heldenmoed van de stadstrompettist. Hij probeerde de stad te waarschuwen, bij een invasie van de Tartaren (1241). Het alarmsignaal stopte toen een pijl zijn keel doorboorde. De stadspoorten werden nog tijdig afgesloten en de stad bleef veilig. Als herinnering aan dit gebeuren wordt nog elk uur de melodie gespeeld.

Jan Sergiel is apetrots op zijn beroep, dat hij uitoefent sinds hij een muziekwedstrijd op radio Krakau won. 'Hejnalist zijn is een hele eer', vertelt hij. 'Ook al speel ik vierentwintig uur lang ieder uur dezelfde melodie, het verveelt nooit.' Na vierentwintig uur wordt Jan afgelost door een collega en mag hij eindelijk slapen. Sinds 1922 wordt de melodie of 'Hejnal' ook elke middag uitgezonden via de nationale radio.

Op het filmpje zie je hoe de trompettist naar de vier vensters gaat en de melodie over de stad laat galmen … afgebroken …

 

Het leuke van het bezoek aan Krakau is, dat bijna alle bezienswaardigheden in de oude stad op wandelafstand zijn en het volledige centrum is voetgangerszone.

We komen aan een kathedraal én een kasteel met dezelfde naam, de Wawelburcht of -kasteel en de Wawelkathedraal. Ze kijken beide uit over de oude stad.

De Wawelburcht domineert vanop een kalkstenen heuvel. Voor de burcht (of kasteel) dat dateert uit de 16de eeuw, werd inspiratie gezocht in de Italiaanse renaissance. Het werd jammer genoeg maar enkele decennia gebruikt, want de hoofdstad werd verplaatst naar Warschau. Tijdens de Oostenrijkse bezetting deed het kasteel dienst als kazerne en raakte het meubilair verspreid. Als je het kasteel bezoekt, vindt je geen authentieke voorwerpen meer terug. Hetgeen we te zien krijgen is wel kenmerkend voor die periode. Maar ze werden aangekocht en verzameld tijdens de restauratie van het gebouw (begin 20ste eeuw).

Het is wel lang aanschuiven om de unieke collectie van Vlaamse wandtapijten te zien. Er zouden zelfs 157 van de 356 Brusselse tapijten uit de collectie van de Sigismund-koningen, de grootste collectie die ooit werd gevormd, te bezichtigen zijn. Na heel wat omzwervingen en een verblijf in Canada tijdens de oorlog, keerde de verzameling in 1961 terug naar Polen.

Foto boven rechts : de binnenplaats van het Wawelpaleis.

In de Wawelkathedraal schuifelen honderden bezoekers door het schrijn van het Poolse patriottisme. Polen mijmeren over hun glorierijk verleden, toen het Pools-Litouwse rijk zich uitstrekte van de Oostzee tot de Zwarte Zee en Krakau de hoofdstad was.

De koninklijke graven zijn verschillend: de ene vorst rust in een granieten kist, de andere liet zich in een sarcofaag in vol ornaat vereeuwigen.

Crypte in de kathedraal

Met 160 kerken en kloosters wordt Krakau weleens het tweede Rome genoemd.

(hieronder volgen slechts enkele voorbeelden)

De Petrus en Pauluskerk - met de 12 standbeelden van de apostelen.

De kerk van Sint-Adalbert

Eén van de mooiste kerken uit de barokperiode is de Sint-Annakerk

Vooraleer we het centrum verlaten via het bastion Barbakan, wandelen we nog door de Ulica Florianska, de shopping boulevard, die samen met Grodszka, de winkelstraten van Krakau vormt – en een heerlijke flaneerplek.

Parallel ligt Bracka, een straat omzoomd met koffiehuizen, bars, cafés en dus een ideale plek om op een zonnig terras een koffie te drinken. En op veel plaatsen in de straten kunnen we genieten van een serenade.

Een jonge violiste verwent ons met prachtige klanken, terwijl iets verder een straat'kunstenaar' de aandacht trok.

 

Coole kelders in Krakau

Krakau werd vroeger gebouwd op moerassige grond en dat bracht heel wat problemen mee. Om te vermijden dat men vaak met de voeten in de modder stond, werd beslist om de stad op te hogen en van de vroegere benedenverdiepingen kelders te maken. De woningnood in de 19de eeuw dwong de Krakauers, Duitsers of communisten bovengronds de plak te zwaaiden. Ondertussen werden, in de kelders, bij kaarslicht complotten beraamd.

De aparte sfeer is nooit uit de kelders verdwenen. In de ondergrondse clubs en bruine kroegen is er geen tijd voor sprookjes en legenden. Krakau is hip en heilig, alternatief en aartsconservatief, metropolitisch en patriottistisch. En net daarom fascinerend. Hier botsen tijdperken, stijlen en culturen. Artiesten en journalisten treffen elkaar in grote gotische souterrains, die ingericht zijn als kelderbars, cabarets, studentenkroegen en restaurants. Een jazzband musiceert en ondertussen wervelen videobeelden over de gotische muren.

’s Avonds is iedereen vrolijk in een van de vele gezellige bars en cafés die de beste bieren en heerlijke cocktails serveren. En er wordt tot in de vroege uurtjes gedanst.

Wie tijd heeft gaat best een kijkje nemen, even buiten het stadscentrum, in de Joodse Wijk Kazimierz. Oorspronkelijk was Kazimierz een onafhankelijke stad, gesticht in 1335. Koning Jan Olbracht besloot in 1495 om hier belangrijke joodse gemeenschap onder te brengen. Op het eind van de 16de eeuw werd de stad definitief bij Krakau gevoegd. Toen de tweede wereldoorlog uitbrak, was Kazimierz samen met Warschau het centrum van de Joodse cultuur in Polen. De 70.000 Joden die er vóór de oorlog woonden, zijn bijna allemaal omgekomen in de gaskamers van het nabijgelegen Auschwitz

Toen de nazi’s verslagen waren, was de wijk verlaten. Noch de huizen of synagogen werden heropgebouwd, Kazimierz was een ruïne. Pas toen Steven Spielberg hier zijn bekende film 'Schindler's List' kwam draaien werd alles heropgebouwd en Kazimierz herleefde rond zijn historische synagogen en kerkhoven.

 

Synagoge

Kerkhof

Joodse wijk

De Joodse wijk is een bezoek meer dan waard. Ooit woonden er beroemdheden als Roman Polanski en Helena Rubinstein. Kazimierz combineert, net zoals Le Marais in Parijs, Joodse tradities met de laatste trends. Er hang een unieke sfeer, in het bijzonder rond het plein Nowy met cocktailbars en synagogen, kunstgalerieën en gedenkstenen, ateliers van artiesten en designwinkels in gekasseide steegjes.

En als je nóg meer tijd hebt; op een half uur rijden van Krakau kom je bij Auschwitz en Birkenau. Hier blijf je automatisch stilstaan bij het verleden.

 

Ik sluit ons bezoek aan Krakau af met nog wat voer geven aan de vele duiven op het plein.

De zelf genomen foto's dateren van 2005

Sommige afbeeldingen werden genomen via Google