Duinkerke, meer dan een havenstad.

 

We zijn er reeds ZÓ vaak langs gereden, maar bezochten de stad Duinkerke (Duinquerke) nooit eerder.

Vandaag (april 2015) bezoeken we die Franse stad aan de Noordzee.

Wie langs Duinkerke komt zal niet onmiddellijk een positieve indruk hebben van deze havenstad.

De concentratie van zware industrie doet je niet denken aan een stad met veel musea en zelfs een heuse kuststrook.

Duinkerke is de derde belangrijkste haven van Frankrijk en was heel vaak het motief voor een oorlog of veldslag. Maar Duinkerke is niet alleen de derde grootste haven van Frankrijk. Zijn stadscentrum heeft drie grote troeven : historische gebouwen, musea en veel shoppingmogelijkheden (er zijn 2 shoppingcentra en 400 winkels).

We laten de auto op de parking aan de haven en wandelen langs het water en historische schepen, belangrijke musea, mooie gebouwen, door een beeldenpark en langs veel restaurants en brasseries …

We wandelen langs de Quai de la Citadelle en komen langs een binnenschip, een lichtschip en een driemaster Duchesse Anne.

Deze drie schepen maken deel uit van het Musée Portuaire (het havenmuseum).

De driemaster 'Duchesse Anne' is een Duits schoolschip uit 1901, waarop men zich een beeld kan vormen van de leefomstandigheden van die tijd. Het schip kwam in Franse handen na Wereldoorlog II als betaling voor de oorlogsschade. In 1959 werd het uit de vaart genomen en lag te verkommeren. Duinkerke heeft het aangekocht in 1980 en laten restaureren. Het is nu een geklasseerd monument.

Recht tegenover bevindt zich het havenmuseum. Het trekt de aandacht, niet alleen omwille van de collectie maar ook om de in het oog springende architectuur van het museumgebouw. Dit museum is uniek in Frankrijk en toont het leven van de haven, vroeger en nu.

Op de bovenste verdieping kunnen we een prachtige verzameling scheepsmodellen bewonderen.

 

Bij het buitenkomen, iets verder langs de kade, zien we een modern gebouw. Dit is het administratief centrum van Duinkerke. Het gebouw is 40 meter hoog en dateert uit 1988. Het steunt op palen die 25 meter diep werden geklopt.

Aan de andere kant van het water lokt het shoppingcenter Pôle Marine en zien we de ‘Princess Elisabeth’. Dit was een Engels schip gebouwd in 1926 en nu volledig gerestaureerd. Het kan gehuurd worden voor feesten, evenementen en seminaries.

Als we verder wandelen, richting centrum, moeten we door een klein parkje.

We komen aan een poort, die verwerkt is in een gebouw. Het is de ‘Porte de la Marine’ – daterend van 1686. Het maakte deel uit van de vesting van Vauban.

Nu geeft de poort toegang tot een tweede shoppingcenter, gevestigd in het voormalige arsenaal van de marine.

We moeten langs 28 boetiekjes om weer buiten te komen op een klein plein. Alle zijstraten hier behoren tot de belangrijkste winkelstraten van de stad.

Het standbeeld van Jean Bart staat centraal op het plein, naar hem genoemd. Hij was een piraat die leefde van 1650 tot 1702 en een van de meest bekende kapers in het gebied van de Noordzee. Het klinkt misschien eigenaardig maar hij was kaper in opdracht van de koning van Frankrijk, Lodewijk XIV.  Toen hij Franse schepen, die in handen gevallen waren van de Hollanders, kon bevrijden, werd hij een echte held. Lodewijk XIV gaf hem een belangrijke functie bij de zeemacht. In die hoedanigheid heeft hij nog een aantal avontuurlijke en gevaarlijke opdrachten op zee uitgevoerd. De Hollanders en de Engelsen waren behoorlijk kwaad door de schade die hij aanbracht aan hun vloot. Daarom wilden ze Duinkerke innemen, maar dat is niet gelukt.

Daar staat een ‘eenzame’ toren. Het was een klokkentoren tot in 1558 en is nu het enige wat nog overeind bleef, na een Franse aanval. Deze 57 meter hoge toren met carillon is niet meer verbonden met de St-Eloikerk, toen ze heropgebouwd werd. Het is nu het belfort en hier is de toeristische dienst gehuisvest. Wie een uitzicht over de stad wil kan de toren beklimmen. Het carillon van 48 klokken speelt om het uur een mooi stuk.

Aan de andere kant van de straat staat de St-Eloi kerk. Na de vernieling in 1558 werd de kerk heropgebouwd, maar niet meer zoals het origineel was. Daardoor is de vorm wat opvallend, het lijkt wel een vierkant. Wegens geldgebrek werd de toren (nu Belfort) niet meer verbonden met de kerk. Het graf van Jean Bart bevindt zich in de kerk. Ook hier kunnen we niet binnen, de kerk is gesloten.

De grote kerk werd heropgebouwd na de Tweede wereldoorlog, in een neo-gotische stijl.

 

 

Het stadhuis dateert van 1901 en is opgetrokken in Vlaamse stijl. Het oogt heel mooi aan de buitenkant maar blijkbaar is het mooiste binnenin het stadhuis. Er is een heel mooi glas-in-loodraam waarop de kaper Jean Bart afgebeeld staat, na de zeeslag van 1694. Maar ook hier kunnen wij niet binnen, het is vandaag gesloten.

 

Iets verder zien we een groot gebouw met een mooie gevel - dit is het college. Rond de ramen is er prachtig faïencewerk geplaatst.

 

Iets verder staat een witte betonnen blok, dat is het Musée des Beaux Arts. Hier zijn vooral schilderijen te zien. De meest werken dateren uit de periode van de 16de tot de 19de eeuw, van de hand van Vlaamse, Hollandse, Italiaanse en Franse kunstenaars.

 

Een eindje hiervandaan kan je, in het LAAC (Lieu d’Art d’Action Contemporaine) kennismaken met een verzameling 20ste eeuwse kunst waaronder werken van Andy Warhol en Karel Appel. Paradepaardje van het LAAC is de Cobra-collectie, de grootste van Frankrijk.

 

Via de Colonne de la Victoire komen we aan de andere kant van het centrum. Deze kolon werd geplaatst in 1893 ter gelegenheid van de 100ste verjaardag van de overwinning bij de Slag te Hondschoote (1793). Bij de veldslag  wonnen de Fransen tegen een coalitie van landen die de Franse Revolutie wilden ongedaan maken.

We kunnen niet zomaar voorbijlopen aan het Mémorial du Souvenir, een museum dat herinnert aan een van de grootste drama’s uit de Tweede Wereldoorlog. Het betreft het heroïsche en dramatische verhaal van 400.000 soldaten, door de Duitsers ingesloten, die naar Engeland proberen te ontsnappen in mei 1940.

Dit museum verdient absoluut een aanbeveling omdat het zich tot doel stelt het oorlogsgeweld nooit te vergeten en omdat het door enthousiaste vrijwilligers wordt gerund. Dit museum is het op één na het meest bezochte museum van Duinkerke.

 

Onze wandeling zit er bijna op.

We zijn komen opnieuw langs het water. Een heel aparte blok moderne appartementsgebouwen trekt onze aandacht.

 

De laatste toren die we zien is de Leughenaer. Wij denken aan leugenaar, maar dat is niet de reden waarom de toten deze naam kreeg.

Het is een verdedigingstoren uit de 14de eeuw waarop ze op de uitkijk stonden. ‘Leugheren’ betekende ‘uitkijken’ en zo is de naam ontstaan. Er doen allerlei verhalen de ronde over de functie van deze toren die verwijst naar zijn naam. Een hardnekkig verhaal is dat de toren zou gebruikt zijn om de schepen te misleiden en op land te doen stranden. De toren heeft nu een lichtbaken.

 

Het was de moeite waard om Duinkerke te bezoeken. We hebben er veel gezien en bijgeleerd!