Het meest zuidoostelijke punt van Spanje
We wandelden de voorbije dagen langs desolate landschappen vol bloeiende agaves, verlaten goudmijnen, adembenemende filmlocaties, prachtige kliffen en ongerepte strandjes waar men soms alleen te voet kan komen. Het natuurgebied Cabo de Gata-Níjar heeft een oppervlakte van bijna 500 km².
De circa 65 km lange kustlijn met de ruige kliffen heeft een van de best bewaarde rotswanden in het Middellandse Zee gebied in Europa.
Cabo de Gata wordt ook wel 'het huis van de vulkaan' genoemd. Het is een vulkanisch gebied met een ruige natuur met steile rotsen, kliffen, kloven, rotsachtige eilandjes, koraalriffen, zoutpannen, wetlands, duinen, stranden met fossielen en witte zandstranden.
Wij rijden vandaag naar het meest zuidoostelijk puntje van Spanje. Hier bij de kaap begint de schoonheid van het natuurgebied.
We rijden de laatste acht km langs de kust, de weg kronkelt omhoog naar de vuurtoren.
De naam Cabo de Gata, was al vanaf de Middeleeuwen in gebruik. Ágata betekent agaat, een gepolijste edelsteen gevormd door witachtig kwarts, die in de omgeving van de kaap werd gevonden.
We komen bij de echte kaap met de Faro de Gata; de vuurtoren uit 1803, met een hoogte van 18 meter. De vuurtoren staat niet op de hoogste plek, maar op de punt van de kaap die het meest zuidelijk ligt. Naast de vuurtoren zijn een uitzichtpunt en een informatiepost ingericht. We komen hier niet voor een bezoek aan de vuurtoren, want die is niet toegankelijk en vooral niet bijzonder. Maar rondom ons is het supermooi.
We staan hier bovenop een rots zeventig meter boven de zee. Waar we ook kijken, langs alle kanten is het uitzicht schitterend.
De Middellandse zee is diepblauw (op sommige plaatsen groenblauw) en grillige zwartgekleurde rotsen strekken zich hier als tongen uit het water.
We krijgen maar niet genoeg van het uitzicht en de rust die hier heerst.
Alleen het geluid van het water verstoort de stilte.
Links van ons steken de scherp gekartelde rotsen van Arrecife de Las Sirenas (Rif van de Zeemeerminnen) omhoog uit het blauwgroene water.
De naam van dit spectaculair rif is afkomstig van de sirenen uit de Griekse mythologie. Volgens de lokale legende hoorden zeelui de kreten van de (hier ooit levende) Mediterane monniksrobben. De met uitsterven bedreigde monnikszeehond bracht vooral ’s nachts geluiden voort. De zeelui dacht dat de kreten afkomstig waren van mythologische zeenimfen.
Het water is heel helder.
Vlak voor de vuurtoren is er links een weg omhoog. Vanaf hier kunnen we rijden, over een smalle weg met veel kuilen.
Verderop liggen een paar schitterende strandjes. We kunnen er niet met de auto bijkomen, omdat ze onderaan de klif liggen.
Hier laven naakte zonaanbidders zich graag aan de zonnestralen. Toeristen liggen hier niet op een heerlijk zandstrand, maar moeten de handdoek op de rotsen leggen. Om te snorkelen is het een waar paradijs. Er zijn tussen duizenden vissen te zien tussen de rotsen in ondiep water
Het landschap is erg leeg en dor. Door een grillige vulkanische speling van de natuur steekt hier een eenzaam fallussymbool uit het water. Het is de 'El Dedo' (de vinger) – een tactisch gekozen naam
We genieten nog even van het geluid van de zee
Daarna rijden we terug naar de B&B Cortijo La Alberca, waar we zes dagen verbleven en van waaruit we zoveel prachtige uitstappen maakten.
Vertrekken van een streek waar het goed vertoeven was, brengt een gevoel van weemoed met zich mee.
Na bijna elke bocht hebben we zin om nog eens om te kijken en het besef dat we hier misschien nooit meer terug keren, doet wel iets.
Rijden in de bergen en achteromkijken ... nog eventjes het plaatje op het netvlies laten branden
Het was een prachtige week waarin we ons in een eindeloze staat van siësta voelden.
Op naar een nieuwe belevenis ...
Volgend deel : Almería, mooie stad