Op naar ‘Los Pueblos Blancos’

 

Het is onze laatste dag in Jerez de La Frontera. We maken nog een wandeling door het oudste gedeelte van de stad.

El Catedral is een van de belangrijkste bouwwerken van Jerez uit de 18de eeuw.

Het hele stratenplan in de buurt moest veranderen en nieuwe pleinen moesten aangelegd worden voor de kathedraal. De toren is de minaret van de moskee die hier vroeger stond. Het indrukwekkende silhouet van de kathedraal, dat wordt gedomineerd door de betegelde koepel, bepaalt het stadsbeeld.

Uit die bezettingsperiode dateert nog het Alcázar. De oude Moorse burcht maakte oorspronkelijk deel uit van de 4 km lange stadsmuur die in de 12de eeuw werd gebouwd. Delen van de muur zijn nog rond Jerez te vinden.

Op aanraden van de hotelbediende sluiten we ons bezoek aan Jerez af met een drink en hapje in de Bar Juanito.

Deze staat ook vermeld in de reisgids als een oude, mooie bar en zeker de moeite waard om er te gaan eten.

Het straatje waar die bar (en nog enkele andere) gelegen zijn, straalt een gezellige sfeer uit en het eten is lekker.

We zwaaien nog een laatste keer naar de andere toeristen op het treintje in Jerez de la Frontera.

En onze reis gaat verder, langs de Ruta de los Pueblos Blancos (de route van de witte dorpen), met als eindbestemming Ronda.

Er wordt gezegd dat de witte dorpen de oogappels zijn van Andalusië. Ze bezaaien deze regio van Spanje over vele bergtoppen heen tussen de Atlantische oceaan en de bergen van Ronda.

Deze route is een van de mooiste van Spanje. Ze kronkelt door een prachtig landschap van bergen en ongerepte, soms verlaten natuur en groene valleien. Langs de weg liggen witte dorpjes met hun steile kronkelstraatjes en hun Moors verleden, rond een vervallen burcht of indrukwekkend silhouet van een kerk.

Vanuit de verte gezien lijken het witte vlekken tegen een achtergrond van steeneiken, kurkeiken, dennenbomen en Spaanse zilversparren.

Bijna alle witgekalkte dorpjes liggen als het ware tegen de bergflanken geplakt, soms boven een steile afgrond en altijd met mooie panorama's over vlakten of valleien.

Ze hebben de naam 'witte' dorpjes omdat ze in Moorse stijl witgekalkt zijn. Sommige dorpjes groeiden al onder Feniciërs en Romeinen. Veel Andalusiërs woonden liever op bergtoppen in versterkte plaatsen dan zich op de vlakten te vestigen, waar ze het slachtoffer konden worden van rovers.

Die verdedigende functie is al ontstaan bij de strijd tussen de katholieke en de Moorse heersers. Alle dorpjes maakten de bewogen geschiedenis van Andalucía door. Ze beleefden de Reconquista, de 'herovering' van het land door 'los Reyes Católicos', nadien gevolgd door de veroveringspoging van Napoleon Bonaparte en vorige eeuw de Spaanse Burgeroorlog.

Dikwijls prijken er nog een Moorse toren of resten van omwallingen en in vele van die dorpjes staan historische woningen, die omgebouwd werden tot een 'Parador'.

Parador in Ronda: witte gebouw rechts op foto hieronder

Paradores zijn een uniek netwerk van hotels in eigendom van de staat, verspreid  over heel Spanje. De eerste Parador werd opgericht in 1928 en op heden zijn er 93 verspreid over het land. Velen zijn in prachtig gerestaureerde historische gebouwen - Moorse forten, voormalige kloosters, paleizen, kastelen en landhuizen. Soms staan ze op locaties die op de wereld erfgoed lijst staan, anderen in Nationale Parken en bergachtige gebieden of in een idyllisch kustplaatsje.

We zien hier de mooiste voorbeelden van de Andalusische volksbouwkunst. De grote charme van deze dorpjes zijn de smalle, steile Middeleeuwse en schaduwrijke steegjes die toegang verlenen tot binnenplaatsen en woningen. De kleine bogen ter ondersteuning van gevels en daken met dakpannen boven witgekalkte muren vormen een karakteristiek geheel. Het leven in de pueblos blancos is door de eeuwen heen nauwelijks veranderd.

We komen langs gezellige pleintjes, die meestal al klimmend moeten worden bezocht. En in die wirwar van smalle straatjes liggen soms palacio's of verrassende kerkjes verscholen. Te midden daarvan is vaak kasteel te zien als herinnering aan middeleeuwse tijden toen deze dorpen op de grens lagen tussen moors en christelijk gebied.