Beaune en Hôtel-Dieu.
We reden in vorig deel door wijngaarden en bezochten wijndorpjes.
Maar dé wijnstad in het hart van de Bourgondische wijnstreek is Beaune. Het is niet alleen een vermaarde wijnstad, maar ook een unieke kunststad.
In dit deel bezoeken we Hôtel-Dieu, de grootste schat van Beaune. Het was een bezoek die een diepe indruk op ons naliet. Het artikel is misschien wat lang, maar er was zoveel moois en het is geen sinecure om te kiezen tussen de talrijke foto's.
Het was moeilijk om een volledige foto te nemen van de buitenkant. Er was juist markt en het stond vol kramen op het plein vlak voor Hôtel-Dieu.
Hôtel-Dieu
Het Hôtel-Dieu, een parel van de Vlaams-Bourgondische bouwkunst, werd opgericht in 1443 op initiatief van Nicolas Rolin, de kanselier van Filips de Goede.
Het is een symbool van het hospitaalerfgoed van de regio.
Als een passie voor de armen is het een van de pronkstukken van de Vlaams-Bourgondische bouwstijl. Het interieur van het gebouw is nog intact en fungeerde tot 1971 als een modern ziekenhuis.
Geschiedenis van Hôtel-Dieu
Na de 100-jarige oorlog viel de bevolking van Beaune ten prooi aan honger en armoede. Om de minst bedeelden tegemoet te komen, liet Nicolas Rolin in 1433 een hospitium bouwen, dat zichzelf, naast de door Rolin versterkte rente, zou kunnen bedruipen met de opbrengst van wijn en zout. Van diezelfde wijngaarden (ong. 60 ha) komen nog altijd de inmiddels beroemde ‘Hospices-wijnen’ die tijdens de jaarlijkse Trois Glorieuses worden geveild. De opbrengst wordt aangewend voor de instandhouding van het Hôtel-Dieu en voor de moderne ziekenzorg.
In Vlaanderen was Rolin erg gecharmeerd geraakt van de architectuur van het nu verloren gegane hospitaal in Valenciennes. Daarom gaf hij een Vlaamse architect, Jacques Wiscrere, opdracht een hospitium te ontwerpen. Bovendien werden verschillende kunstenaars verzocht dit ‘paleis voor de armen’ te decoreren.
Het hospitaal was al snel na de oprichting in trek, niet alleen bij de armen, maar ook bij de beter gesitueerden.
Pas in 1971 nam een modern ziekenhuis de taken van Hôtel-Dieu over.
foto van Rolin - via Wikipedia genomen
Buitengevel
Wie de strenge, gesloten gevel van het Hôtel-Dieu ziet, kan zich ternauwernood voorstellen dat hierachter een van Frankrijks meest bezochte monumenten schuilgaat.
Het grote en hoge leien dak vormt het belangrijkste sierelement van de sobere gevel. Dakvensters, windijzers, ranke pinakels en kantwerk van lood maken het geheel bijzonder elegant.
In het midden priemt een smalle spits de lucht in en boven het toegangsportaal bevindt zich een gracieus afdak.
Op de windijzers staan verschillende wapenschilden en op de deur met mooie deurvleugels prijken twee fijn bewerkte meesterwerkjes uit de 15de eeuw : een smeedijzeren luikje met scherpe punten en een deurklopper.
Le ‘Cour d’Honneur’ (Binnenplaats)
We komen op de binnenplaats en staan vol bewondering. De gebouwen rondom vormen een licht, intiem en tegelijk rijk geheel ‘eerder het onderkomen van een prins dan een armenhuis
Geglazuurde dakpannen in geel, rood, groen en zwart, aangebracht in geometrische motieven, sieren de daken van alle zalen rondom le Cour d’Honneur’.
De speels aangebrachte dakkapelletjes die bekroond zijn met sierlijke pinakels, maken de daken, evenals de houten veranda, buitengewoon fotogeniek.
We raken niet uitgekeken op het veelkleurige dak met her en der een torentje en de mooi dakramen waarop talloze met wapens versierde windijzers staan en bewerkte loden dakornamenten.
Het eigenaardige is dat de veelkleurige dakpannen tegenwoordig staan voor ‘typisch Bourgondisch’, terwijl ze oorspronkelijk uit Oost-Europa kwamen.
Heel mooi is ook de gotische smeedijzeren waterput op deze binnenplaats.
We gaan de gebouwen binnen. Dank zij de audio-begeleiding via onze koptelefoon krijgen we voldoende achtergrondinformatie en kunnen we in eigen tempo rondwandelen.
Grand ’Salle des Pauvres’
De naam spreekt zeer tot de verbeelding. Deze enorme ziekenzaal is 50 m lang, 14 m breed en 16 m hoog. De zaal heeft een prachtig houten gewelf in de vorm van een omgekeerde scheepsromp en vrolijke draken die de dwarsbalken ‘uitspugen’.
Achter in de zaal hangt boven de grote poort een 15de eeuwse mooi eikenhouten beeld van een ‘Geboeide Christus’
jammer dat er zoveel bezoekers zijn op de foto's
Aan weerszijden staan 28, met veel rood opgemaakte, hemelbedden. Het is indrukwekkend.
Vaak werd één bed benut door twee personen. Alle voeteinden van de bedden verwijzen naar de kapel, zodat de bedlegerigen gemakkelijk de dienst konden volgen
In de open ruimte in het midden (waar bezoekers nu lopen) stonden vroeger tafels en banken, waaraan de armen de maaltijd konden nuttigen.
Kapel
De kapel wordt enkel van de grote zaal gescheiden door een eenvoudig tussenschot in flamboyante stijl. Dank zij deze nabijheid konden de zieken de mis volgen zonder zich te hoeven verplaatsen.
Salle Saint-Anne
Deze zaal is niet open voor het publiek. Van achter de ramen zien we de kleine kamer, nu ingericht als linnenkamer. Vroeger was deze kamer voor ‘mensen van adel’, uitgerust met vier bedden voor âmes nobles’, (edele zielen).
Het wandtapijt, met daarop aangebracht de wapens en de lijfspreuk van de oprichters, werd op feestdagen over de bedden gespreid.
Levensgrote poppen beelden de werkzaamheden van de zusters uit. Ze zijn gekleed zoals de ziekenzusters tot in 1961.
Salle Saint-Hugues
Deze zaal is genoemd naar weldoener Hugues Bétault, die deze ziekenzaal in 1645 oprichtte. Bij het zien van deze voorbeeldige ingerichte zaal lijkt het voor de rijken minder erg om ziek te zijn.
Er is een plafondschildering van de badende Bathseba, elf fresco’s van de hand van Isaac Moillon waarvan er negen de wonderen van Christus tonen, en een altaarretabel over Saint-Hugues die twee aan de pest gestorven kindjes weer tot leven wekt.
Salle Saint-Nicolas
Hier werden de ernstig zieke mannen en vrouwen verpleegd. Die vermenging van de seksen was tegen het zere been van Lodewijk XIV, die het hospitium in 1658 met een bezoek vereerde. Hij stelde onmiddellijk geld beschikbaar om daar een einde aan te maken.
Aan de hand van verschillende vitrines in deze zaal, kunnen we een blik werpen op de geschiedenis van het Hôtel-Dieu.
maquette van het gebouw
Als bewijs dat al bij de bouw in de 17de eeuw de hygiëne hoog in het vaandel stond, kun je onder een verlichte glazen plaat in de vloer de rivier de Bouzaise zien vloeien. Deze voerde alle afval af. De glazen plaat is te zien op de foto ( waar die man staat)
deze foto heb ik genomen via : http://www.flickr.com
Keuken
De keuken is ingericht conform de gewoonten in de 19de eeuw. De tegels op de haard zijn, evenals verschillende vloertegels in de Grote Armenzaal, versierd met het woordje ‘seulle', de lijfspreuk van Nicolas Rolin, voor wie Guigone de Salins de ‘enige’ was.
Maître Bernard, het stalen mannetje met witte puntmuts dat aan het draaispit is bevestigd (1698) is een grappig figuurtje (rechts - op linkse foto - hieronder)
Apotheek
In de eerste ruimte van de apotheek bevindt zich een grote bronzen vijzel (1760) waarmee medicijnen werden bereid. Er bevindt zich ook een schilderij (1751) waarop de verschillende taken staan afgebeld die in een 18de eeuwse apotheek moesten worden uitgevoerd voor de bereiding van een medicament.
Hier werden de poeders en dranken naar de nieuwste inzichten door elkaar gehusseld.
De tweede ruimte omvat een mooie verzameling aardewerk uit de 18de eeuw waarin poeders, oliën en smeersels werden bewaard.
Hier staan glazen en porseleinen potten in het gelid. Bij sommige middeltjes lopen de rillingen over de rug, zoals bij de ‘yeux d’ecrevisses’ (kreeftenogen) of het ‘poudre de cloprtes’ (pissebedpoeder).
Hekken en standbeeld
Op een aangrenzende binnenplaats die je niet mag betreden, staat een mooi standbeeld van Nicolas Rolin, gemaakt door Henri Bouchard.
Salle du Polyptyque
Deze zaal is speciaal gebouwd voor het beroemde ‘Laatste oordeel’ van Rogier van der Weyden. Dit Vlaamse meesterwerk is gemaakt tussen 1445 en 1448 en werd in de 19de eeuw uitstekend gerestaureerd (maar wel in tweeën gezaagd om voor- en achterkant tegelijk te kunnen tonen)
Op het middenpaneel van de binnenkant zit Christus het laatste oordeel voor. Hij troont op een regenboog omringd door gouden wolken die het paradijs voorstellen. Onder hem weegt aartsengel Michaël met een vredige maar tegelijk doordringende blik te zien. Rond die twee grote figuren staan de Maagd Maria en Johannes de Doper, die de Heer om genade smeken. Achter hem komen de apostelen, enkele belangrijke personen die bemiddelen ten gunste van de mensheid en de verdoemden en de uitverkorenen.
Maar hier hangt ook het wandtapijt Seulle
Op het wandtapijt van Sint Antonius zien we het wapen van Guigone de Salens en de lijfspreuk van Nicolas Rolin, ‘Seulle’, waarmee hij aangaf dat Guigone de enige vrouw was die voor hem telde, en bovendien de vervlochten letters N en G.
Antonius heeft een soort muts op en gevorkte baard. Hij steunt met de rechterhand op een korte knoestige haakstaf, met daaraan een klokje. Een open boek op de linkerhand. Neerkijkend varkentje staat achter hem.
Salle St-Louis
In 1661 werd een grote schuur annex stokerij die de binnenplaats afsloot, vervangen door de Salle Saint-Louis, genoemd naar initiatiefnemer Louis Bétault.
Onder het prachtige houten gewelf hangt voornamelijk een collectie wandtapijten, waaronder de Doornikse tapijten (begin 16de eeuw) die de parabel van de verloren zoon vertellen.
De reeks tapijten uit Brussel (eind 16de eeuw) verbeeldt het verhaal van Jacob. Verder zijn in deze zaal gotische kisten en een fontein te zien.
Hier loopt ons bezoek ten einde ..
We verlaten 'Hôtel-Dieu' en gaan de stad Beaune in ...
Volgend deel : de stad Beaune
Enkele gegevens komen uit 'De Groene Reisgids - Bourgogne' (Michelin)